Arsalan: Toen ik net uit de kast kwam, dacht ik dat ik alleen geaccepteerd zou worden door witte mensen. Zij accepteerden mijn queer-zijn, maar mijn Afghaanse identiteit werd achtergesteld: er werd negatief gereageerd op het onbegrip dat ik in mijn directe omgeving meemaakte. Daardoor begon ik ook te geloven dat ik niet geaccepteerd zou worden binnen de Afghaanse gemeenschap en distantieerde ik mijzelf van die identiteit. Tot ik een keer een queer, Afghaans meisje ontmoette. Zij deed mij inzien dat ik gedachten en ideeën had, zoals geïnternaliseerd racisme, die mij tegenhielden. Sinds ik dat heb veranderd sta ik veel sterker in het leven en draag ik beide identiteiten met trots.
Sorab: Ik kan mijzelf herkennen in het verhaal van Arsalan. Als Afghaanse Nederlanders worden we benadeeld in ons emancipatieproces en de vorming van onze identiteit, door systemen als kolonialisme, racisme en islamofobie. We gaan de dingen geloven die we om ons heen zien. Ik ben ook eerst bij witte mensen uit de kast gekomen. Ik vroeg mij af waarom ik niet queer kon zijn binnen de Afghaans-Nederlandse gemeenschap, alleen had ik dat niet getest.
Daarnaast zoek ik als Afghaan mijn plek nog binnen de LHBTIQ+ sferen, want ook daar heerst groepvorming. Afghanen en Aziaten hebben daar over het algemeen niet altijd een plek. Er wordt niet begrepen wie wij zijn en wat wij doen, doordat onze historie en context is weggevaagd. De link met terrorisme is iets wat kleeft aan je identiteit. Daarom ben ik mijn eigen stichting begonnen, om een plek te creëren waar we onszelf kunnen zijn.
Nilab: Voor mij voelde het ook lang alsof ik moest kiezen tussen de twee. Mijn omgeving portretteerde Afghanen, moslims en mensen van kleur vaak als niet LHBTIQ+ vriendelijk, terwijl zij mijn queer identiteit wel accepteerden. Ik zet me liever in voor mensen van kleur, dus nam ik afstand van mijn queer-zijn. Inmiddels vind ik het makkelijker om de twee samen te brengen. Vooral sinds ik meer mensen om mij heen heb die dat ook doen, zoals Sorab en Arsalan.