Het was de schrijver, de denker en de mens John le Carré ten voeten uit. Hij raakte, als medewerker van de Britse inlichtingendienst in Bonn, de hoofdstad van West-Duitsland, gepokt en gemazeld in het Koude Oorlogsdenken. In het wederzijdse vijandbeeld. En begon als hartstochtelijk verdediger van ons vrije westen. Maar zag, gaandeweg, in de praktijk ook de immoraliteit van het spionagewerk aan beide kanten. Het werd de onuitputtelijke bron voor al zijn vroege boeken. En hij wist dus dat het simpele goed-fout-schema niet klopte. Dat het weliswaar geen vraag was of er onder het communisme grove misdaden tegen de menselijkheid waren en werden gepleegd, maar dat de morele hoogmoed van het westen daarmee nog niet gelegitimeerd was. Dat onze wereldorde ook zo zijn duistere kanten had.
Zo kon hij, na het verdampen van het reëel bestaande socialisme, zichzelf als schrijver opnieuw uitvinden. En zijn pijlen in een nieuwe reeks boeken precies daarop richten: op de zieke uitwassen van een onbelemmerde ‘vrije markt’. Prachtige, vlijmscherpe boeken, waaruit vooral een ding duidelijk wordt: zijn immense woede over het vertrappen van de idealen waar hij ooit voor dacht te vechten.
Wat een voorrecht om hem te spreken. En wat een mooie brief was het, handgeschreven, die ik twee weken na het interview van hem kreeg. Trots als een pauw, tot ik van collega’s begreep dat iederéén zo’n brief kreeg.
David de pleaser.
Maar op het interview bleef ik trots. Dus was het een curieuze ervaring om tijdens de nabespreking van de uitzending een collega te horen zeggen: ‘Ik heb me zitten schamen op de bank. Want de hele linkse kerk heeft weer zitten applaudiseren‘.
En dat was de laatste les die David Cornwell me gaf. Het was de post-Fortuyn-tijd. En de kogel was van links gekomen. En veel journalisten waren als de dood in dat kamp geschilderd te worden. Maar op het moment dat mijn collega uiting gaf aan die vrees, vanwege het onweersproken linkse geluid van de schrijver in onze uitzending, wist ik: en daar ga ik dus niet aan meedoen. Als ik vind dat iemand gelijk heeft, doet hij bij mij onweersproken zijn verhaal.
Zoals John le Carré.
Wat een man.