Tegenlicht registreert de botsing tussen droom en daad in de snelst krimpende regio van Nederland: Zuid-Limburg. In gesprek met architecten, bestuurders en demografen, maar vooral ook met de bewoners van de krimpwijken en het rijke roomsche heuvelland, zoeken we naar een antwoord op de vraag of van krimp een kans gemaakt kan worden. En onderzoeken welke keuzes nu al gemaakt moeten worden om de toekomst vorm te geven.
Sinds begin deze eeuw daalt de bevolking in Zuid-Limburg , de streek die door de mijnsluitingen van dertig jaar geleden toch al op grote economische afstand werd gezet. Het meest zichtbare en urgente gevolg is de verloedering van delen van de voormalige mijnstreek: Sittard/Geleen en Parkstad, het gebied van Heerlen tot Kerkrade. Leegstand en kaalslag bepalen er het beeld.
Twee architecten geven hun visie op het gebied: moeten de rond de mijnen gegroeide stedelijke agglomeraties terug naar hun dorpse kernen? En wat moet je dan slopen: de schilderachtige maar oude mijnwerkerswoninkjes, of de karakterloze Vinex-wijken die er pas tien jaar staan? En wat willen de bewoners: gezellig in het oude huisje blijven of terugkomen in een moderne stadsvilla met de dubbele huur? Hoe hou je , als er toch gesloopt moet worden, het sociale weefsel van de wijk in stand?