Malalai Joya veroorzaakte in 2003 grote commotie in de loya jirga, de traditionele Afghaanse vergadering van krijgsheren en regionale vertegenwoordigers. Met luide stem maakte ze de krijgsheren uit voor machtswellustelingen met bloed aan hun handen. "Jullie zouden berecht moeten worden door het internationaal strafhof, " zei ze tot grote woede van een deel van de aanwezigen en van de voorzitter, die haar onmiddellijk uit de vergadering liet verwijderen. Sinds die beslissende dag was ze haar leven niet meer zeker. Ze kon zich alleen nog met lijfwachten in het openbaar vertonen en ze overleefde vier aanslagen.
In 2006 gaat Malalai Joya op verkiezingscampagne in de afgelegen provincie Farah, een van de armste gebieden in Afghanistan. Tegenstanders verspreiden pamfletten om haar zwart te maken, maar als Joya met haar lijfwachten dorpen in haar provincie bezoekt, staan massa's burgers haar toe te juichen. Met grote vastberadenheid verkondigt ze haar boodschap: "weg met de vijanden van vrouwen, democratie en geluk. Stem op kandidaten die geen bloed aan hun handen hebben."
En ondertussen bemiddelt ze in de echtscheiding van een mishandelde vrouw en komt ze op voor een meisje dat zich niet wil laten uithuwelijken aan een oude opiumhandelaar. Met ijzige kalmte gaat ze het gesprek aan met de boosdoener.
De documentaire geeft een unieke inkijk in de levensomstandigheden van de Afghanen. Hun samenleving is verscheurd door oorlog en wordt gedicteerd door traditie. Maar er is ook een sterk verlangen naar verandering. Hoe kan democratie ingevoerd worden in een land waar veel mensen analfabeet zijn, waar stemmen kunnen worden gekocht en waar vrouwen niet kunnen stemmen omdat ze hun kinderen niet in de steek kunnen laten? De film laat zien dat democratie niet opgelegd kan worden louter door de aanwezigheid van westerse diplomaten en soldaten.
Vijanden van het geluk won in 2006 de Zilveren Wolf, de onderscheiding voor de beste korte documentaire film op het Internationale Documentaire Festival in Amsterdam, en de World Cinema Jury Prize tijdens het Sundance Filmfestival 2007.
Regie: Eva Mulvad, Denemarken 2006