Terwijl er over het algemeen weinig beelden zijn van de strijd tegen de Taliban in Afghanistan, is de opstand minutieus vastgelegd door aanwezige journalisten. Yule maakte aan de hand van gesprekken met de journalisten en de gemaakte beelden een schokkend verslag van wat zich in het fort op het hoogtepunt van de militaire operatie 'Noble Eagle' afspeelde.
Tegenlicht
Mazar I Sharif
Een reconstructie van de Britse regisseur Paul Yule van de gevangenenopstand in een fort in Noord-Afghanistan, die eind november 2001 bloedig werd neergeslagen door Afghaanse en Westerse troepen.
Het keerpunt in de eerste fase van de 'war on terror' was de val van Mazar-I-Sharif, een belangrijk bolwerk van de Taliban in het noorden van Afghanistan. Na de val van die stad op 9 november 2001 verloor de Taliban binnen enkele dagen ook de macht over andere grote steden in het land. Op 24 november valt ook de stad Kunduz na een lange belegering van de Noordelijke Alliantie, de gevangen genomen strijders worden overgebracht naar het 19e eeuwse fortencomplex 'Qala-I-Jangi' (vertaald: "huis van de oorlog"). Daar worden ze vervolgens ondervraagd door twee CIA agenten, die op zoek zijn naar leden van het Al-Qaida netwerk.
Door slechte ontwapening en een groot tekort aan bewakers, breekt er een opstand uit onder de Taliban-strijders. De gevangenen overmeesteren de bewakers en doden één van de CIA-agenten. Een bloedbad volgt, waarbij meer dan 350 Taliban-gevangenen en zo'n 40 bewakers de dood vinden. Uiteindelijk slaagt de Noordelijke Alliantie erin de opstand neer te slaan met behulp van de CIA, Britse en Amerikaanse troepen én, zoals de documentaire laat zien, de aanwezige journalisten. Het Pentagon haast zich in de dagen daarna te melden dat Amerikaanse troepen het bloedbad niet hadden kunnen voorkomen, maar aanwezige vertegenwoordigers van het Rode Kruis en andere ooggetuigen trekken die snelle conclusie in twijfel.
De Britse journalist Robert Fisk beschuldigt het westen er zelfs van zich schuldig te hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden, omdat de Geneefse conventies aan alle kanten zouden zijn geschonden. Uit de puinhopen van het fort worden uiteindelijk nog 86 overlevende gevangenen gehaald. Tot verbazing van de aanwezige journalisten bevindt zich onder hen John Walker Lindh, een 'all-American boy' die zich bekeerde tot de Taliban. Voor het westen wordt hij de eerste Taliban-strijder met een gezicht, een Amerikaan die tegelijkertijd de vijand is en in perfect Engels zijn motieven uiteen kan zetten.
[Aankoop, oorspronkelijke titel 'House of War', regie: Paul Yule, 2002]