‘Sorry er is even iets dringends tussengekomen,’ zegt Ruben L. Oppenheimer (Maastricht, 1975) als ik hem op het afgesproken tijdstip bel om mijn interviewverzoek toe te lichten. ‘Ik bel je zo terug.’ Een uur later hoor ik wat er belangrijker was dan de VPRO Gids. ‘Ik moest even naar het politiebureau – tevergeefs – om aangifte te doen, maar het is niet zo spannend als je denkt.’ De aangifte betrof een bijtgrage loslopende hond en had niets van doen met de cartoons die Oppenheimer maakt voor onder meer NRC Handelsblad, AD, Nieuwe Revu en in België De Standaard. Gelukkig maar. Oppenheimers tekeningen zijn scherp en niets of niemand wordt door hem gespaard. Zo hoort het, maar dat kan gevaarlijk zijn, weten we sinds Charlie Hebdo. Een week later ontvangt Oppenheimer mij in zijn moeilijk vindbare woning. Er is koffie, een vervelende poes (of kat) en enthousiast demonstreert hij zijn nieuwste tekentablet. Hij is vermoeid en laat dat na anderhalf uur ook duidelijk weten. Maar ik blijf nog twee uurtjes, want ik wil het ook over religie hebben.
Wanneer is een tekening geslaagd?
Ruben L. Oppenheimer: ‘Als [NRC-hoofdredacteur] Peter Vandermeersch twittert “Leuke Ruben in de krant vandaag.” Nee, het is leuk als iemand van de krant iets deelt of retweet, maar als dat niet gebeurt, ga ik niet aan mijzelf twijfelen. Dan denk ik: ze zijn gewoon dom. Grapje. Het belangrijkste is dat je op (digitaal) papier krijgt wat je in je hoofd hebt. Dan is er even een soort high, en als je een uur later weer kijkt, is het alsof je de tekening voor het eerst ziet.’
Van wie heeft u leren tekenen?
‘Ik heb altijd getekend en dat werd een beetje sociaal bewogen toen ik tot hilariteit van klasgenoten de vreselijke wiskundeleraar tekende in de schoolkrant. Daarmee kon je dus een soort van tegenmacht worden. Leraren gaan toch iets anders naar je kijken en dat was best prettig. Hoorde je dat een leraar in de lerarenkamer gehuild had omdat je hem op het schoolbord had getekend. Met die subversieve rotzooi van mij kon ik blijkbaar woedende reacties opwekken. De vreselijke wiskundeleraar werd wat minder griezelig door hem op een belachelijke manier te tekenen met enge wenkbrauwen en een stalinistisch gezicht.’