De geschilderde Dorian Gray veroudert wel en daarmee ook Dorian’s ziel. In het normale leven is het volgens Wilde net andersom. Ieder mensenlichaam wordt alsmaar ouder terwijl de ziel, die met levenservaring is gewapend effectief de tand des tijds weet te weerstaan en er alsmaar jonger en flegmatieker op wordt. Ziehier de kloof tussen lichaam en geest.
Wat wil het geval? Na lange tijd ontmoet ik studiegenoot ET weer eens in de trein. We hebben het zo over onze levens en dat van onze naasten en ik moet hem bekennen, dat het mij, ondanks een hang naar spleen, die nog steeds niet helemaal in mij is uitgewerkt, meer dan goed gaat. Weliswaar heb ik al geruime tijd last van hartritmestoornissen, een aandoening waar ik aanvankelijk erg van schrok – ik zag mezelf al zo dood gaan. Maar het viel achteraf nogal mee. Wel adviseerde de cardioloog mij om te gaan hardlopen. Een idioot voorstel, vond ik. Ik was niet zo van de sport en vond sporters uitslovers. Ik beschouwde mijzelf meer als cultureel wezen: muziek en literatuur, daarvoor moest je bij mij zijn. Sport was voor anderen. Maar het leven was mij lief en dus ben er toch maar mee begonnen.
En daar zit ik dan tegenover ET in de trein, bijna 60 en fitter dan ooit in mijn leven. Privé gaat het me voor de wind. Met een beetje geluk en wat handigheid heb ik mijn leven zo kunnen inrichten, zoals het mij goeddunkt. Dat wil zeggen geheel onafhankelijk, vrij en feitelijk totaal gelukkig. Ik was een kind toen ik mijn oudere zus tegen een vriendinnetje hoorde zeggen, dat ze vijftig helemaal niet zo oud vond. Ze hadden het over een tante of een buurvrouw. Ik wist niet wat ik hoorde, ik vond vijftig waanzinnig oud, ik kon me er niets bij voorstellen, maar ik had het vermoeden dat het iets heel ernstigs was. Ook als jongeman van twintig vond ik vijftig belachelijk oud. Je kon er in mijn ogen op die leeftijd maar beter direct een einde aan maken.
Nu zijn ET en ik beide bijna zestig, hij ietsje jonger dan ik, en leiden vergelijkbare levens. Soms heb ik het idee, dat ik me gedraag als een jonge god. Bij ET zal het niet veel anders zijn. Zie hem daar zitten met dat atletische lichaam van hem. Wel besef ik me terdege, dat het allemaal wat broos is geworden. Er hoeft maar dát te gebeuren en mijn prachtige, uitgebalanceerde leven valt in duigen. Één bloedpropje, dat ergens in mijn hersenen blijft steken en ik ben van adamsappel tot voetzolen totaal verlamd en voor communicatie met de buitenwereld aangewezen op knipperen met de oogleden. Één gemene val en ik breek alles wat er te breken valt in mijn lijf. Dat besef speelt altijd mee op de achtergrond, maar toch lijkt het alsof uit iedere lichaamsporie mijn levensdrift kruipt. ‘The body grows old, the mind grows younger’ Ik beschouw mezelf als levend bewijs van die opvatting.
Maar toch, in die tegenstelling schuilt iets gruwelijks, waarvan ik blij ben, dat het maar zelden mijn bewustzijn binnendringt. Want laten we de statistieken spreken dan zul je moeten constateren, dat het grootste gedeelte van je leven achter je ligt. Hoeveel jaar rest je nog? In het licht van al die jaren, die je achteloos maar voortleefde alsof het de gewoonste zaak van het wereld was, zal het aantal veel te klein zijn. En wat voor jaren gaan dat zijn? Ook dat is ongewis maar je weet, de laatste jaren in een mensenleven gaan meestal gepaard met verdriet, ziekte, pijn en eenzaamheid. Niet echt een lonkend perspectief. Je zou haast zeggen, reden genoeg om het bijltje erbij neer te gooien en in zwaarmoedigheid nu alvast een beetje afscheid te nemen van het leven. Die reactie zou helemaal niet zo onlogisch zijn, maar iets weerhoudt me om somber te zijn. Er is een mysterieuze kracht in me aan het werk, die dat magere toekomstperspectief weigert te accepteren. Hoe anders reageert deze jonge god op de ongemakkelijke jaren, die, is het niet vandaag, dan wel morgen of overmorgen, ontegenzeggelijk komen gaan, daarbij puttend uit die onvermoede en verrassend rijke levensader. Het vroor vandaag, na het hardlopen heb ik nog even in het meer gezwommen. Ik lijk wel gek.