Verdoofd lig ik achterover in een te dik kussen. De nek in een rare knik.
Nahijgend van het gulpen dat zich de hele middag al aan mij had opgedrongen en zich tenslotte niet meer liet wegslikken.
De wielen van het bed waren het moeilijkst, getuige het wiebelen van mijn bed en het gehurkte ,,godverdomme" op de grond. ,,Nou zit het ook nog aan mijn vingers!"
,,Kotsen doe je op de deken. Nergens anders." ,,Anders klim je er zelf maar uit, met die manke poten van je."
Tegen zichzelf: ,,Dit is geen doen, zo. Wat een meur!"
Hij stond met een ruk op en hield zijn open hand wachtend voor mijn gezicht: ,,Sorry, ik ben Gert. Gaat het weer een beetje, Bert?"
Naast me zit een vrouw op de gele sprei. Haar linkerbeen ontspannen onder haar zitvlak.
Ze bekijkt de inhoud van een kleine koffer van Hello Kitty. Lispelt zacht. Zet alles met aandacht op de sprei.
Een paarse flanellen pyama. Een klok van hout met grote cijfers zonder uurwerk.
,,Weet jij soms wanneer de zuster komt?"
,,Als je op de rode knop drukt, komt ze vast" zeg ik zachtjes.
,,Fijn."
Ze pakt een konijn uit het koffertje, de vacht kaal van het knuffelen.
,,Hoe heet ie?" vraag ik.
,,Kitty."
,,Mooi" zeg ik.
"Ik ben een beetje bang voor morgen. Als ik word geholpen."
Er komt een mevrouw de kamer in gewandeld. ,,Dag Sandra!" De vrouw naast me fleurt op en zegt tegen mij: "Gerlinde, mijn begeleidster."
Tegenover me een vrouw in bed, het laken en de sprei tot vlak onder de kin.
Een man op een stoel ernaast, fluisterend. Zijn lange arm om de schouder van de vrouw geslagen. Aan de andere kant van het bed een beweeglijk meisje van een jaar of 8. ,,Hoe ging het vandaag op school, lieverd?" Geen antwoord. ,,Wanneer kom je nou naar huis, mama? Papa maakt vies brood. Met bijna geen chocopasta."
Liggend op bed probeer ik me te ontlasten. Zonder hoorbaar persen of zuchten. Maar niet zonder geuren. En ook niet zonder dat grote witte gordijn dat de verpleegster rond mijn bed had getrokken. ,,Voor een beetje privacy, mijnheer Verhulst."
Ik word wakker van schudden aan mijn arm. 03.45 uur lees ik op de wekker. De vrouw van tegenover. Ze kijkt me koortsig aan.
"Er staan kerstbomen op de gang, hier achter de deur. Vijf zijn het er. Hoge bomen. Ze branden. Ik heb het vuur uitgeslagen met deze handige blusdeken." Ik herken de gele sprei in haar wit weggetrokken vuist. Ze stelt me gerust: ,,Je hoeft niet bang te zijn. Het smeult alleen nog maar."
De volgende dag zijn haar ogen niet meer vurig. Haar handen liggen opengeslagen op de sprei. ,,Thuis stak ik in mijn arm. Met een breinaald. Ik stond bij de wasmachine" vertrouwt ze me toe. ,,Daar moet je niet met de anderen over praten, hoor. Anders sturen ze me weg, god mag weten waarheen." ,,En waarom ben je nu hier?" stelde ik de onvermijdelijke vraag. ,,De arm begon eerst rood en daarna paars te kleuren. Steeds meer. Steeds verder. Dat is niet helemaal goed, geloof ik. Zul je er niks over zeggen tegen de anderen?"
Na vier weken zonder het ziekenhuisbed te verlaten, jeukt mijn hoofd. Waarschijnlijk niet van de luis maar van de talg en de huidschilfers die zich een weg van mijn hoofdhuid banen. ,,Kan ik nog wat voor je doen?" vraagt de Lies, de blonde verpleegster. Ik kan het smakken van mijn lippen maar net onderdrukken als ik zeg: ,,Mijn haren wassen. Ik zou zo graag mijn haren wassen." ,,Oei, dat is lastig," reageert Lies. ,,Ik neem het wel mee in de overdracht."
Drie dagen hoor ik niets. Maar op een zonnige middag: we gaan haren wassen. Ik had het kastje naast mijn bed gelukkig al ontruimd. Daar kon de bak water op staan. Lies kwam en zette een wijde douchemuts op mijn hoofd. Ik voelde poeder op mijn hoofd. ,,En nou maar flink boenen."
Na een tijdje, als ik al lang klaar ben met boenen, druk ik op de rode knop. Veel later komt Petra, de pezige verpleegster en neemt de douchemuts van mijn hoofd. ,,En nu?" vraag ik. ,,En nou niks", zegt ze als ze wegloopt.