Getik met een lepeltje op een kopje, ik sta op en schenk thee bij, ik doe het en wil het niet.

Vanmiddag om 5 uur thuis, ik loop naar boven, tel de treden, 13, pak mijn spullen, weg zijn.

Fietsend denk ik aan school, waar ik bang ben en stoer doe. Het waait, wat zou hij van mij willen. Het valt mee op school, lach met vriendinnen.

Ik sluip naar boven en hoor geluid in de keuken, ruik spruitjes, bang voor wat er kan gaan gebeuren. Ben jij dat, ik ga naar beneden en in de kamer zit een kale man en mijn vader.

De man heeft een vriendelijk gezicht, kijkt mij verlegen aan. Hij wil je, de wethouder wil je.. Hij heeft een keurige plooi in zijn broek. Hij wil je. Mijn gedachten waaieren uit en ik kijk hem aan, zijn dunnen lippen en met vet achterover gekamd haar en zeg, ik hem niet en denk, dat hij dit voor mij over heeft.

Ik zie de beige fluwelen gordijnen en hoor de klok. Ik wil mijn eigen leven leren leven. Ik trek mijn handen van je af. Ik durf de wethouder niet aan te kijken en ga geruisloos weg.