Die vraag heeft me blijkbaar beziggehouden sinds ik vier was. Stond ik daar in mijn blootje. “Mam, wanneer valt dat eraf?” Mijn moeder zuchtte dan. “Maar mam, mijn zusje heeft zoiets toch ook niet.” Ik was ervan overtuigd dat het wel goed zou komen. Dit hoorde gewoon niet bij mij. De schoolarts deed mijn onderbroek omlaag en keek. Goed zo! En ik vroeg me af: waarom ben ik anders dan zij?
Keer op keer werd ik gecorrigeerd als ik poppen pakte, een jurkje wilde, de Tina uit de brievenbus viste of eerder dan mijn moeder de Libelle uithad. “Dat doen jongens niet.” Lego, indianenverhalen, soldaatjes en voetballen. Dat zat er in mijn sinterklaascadeautjes. Ik was stikjaloers op de spulletjes van mijn zusje. Maar wat wil je? Pas je maar aan, je groeit er wel overheen. Misschien dacht ik dat zelf ook wel. Misschien groei ik er wel overheen.
Ik denk niet dat mijn ouders me al die jongensspulletjes toeschoven omdat ze bang waren dat ik anders te meisjesachtig zou worden. Er kwam gewoon niets anders in ze op. Het ligt allemaal vast in een wereld van meisjes en jongens. Mijn slaapkamer was anders, ik zocht steeds meer het gezelschap van vriendjes in plaats van vriendinnetje, ik deed de dingen die ze misschien wel van me verwachtten en ik ging atletieken in plaats van balletten. Het lijkt zo te horen. En elk jaar dat ze ouder worden, drijven de werelden van meisjes en jongens verder uit elkaar.
Maar ik voelde me ongelukkig, het leek zo geforceerd. Steeds meer. Ik paste de hakken van mijn moeder, rommelde in de kledingla van mijn zusje en speelde met de lippenstift. Die dingen beloofden een prachtige andere wereld. Maar tegelijk bedacht ik dat het niet klopte, het kon niet kloppen. Zouden andere jongens dat ook doen of was ik de enige die zich verloor in leesboeken over kostschoolmeisjes?
Maar ik leek niet op die meisjes, had niet hun lange haar en vlechten, hun fijne handjes en kleine voetjes. En god nog aan toe, toen moest ik me ook nog scheren. Mijn vader liet me zien hoe ik het moest doen. Dat je het beste echte scheerzeep kon gebruiken. Dat had hij dan weer van de herenkapper op de hoek. Warm water over je gezicht, een kwast met zeep, het mes van de wang naar de kin. Voor een goede scheerbeurt zeep je misschien nogmaals in en scheer je tegen de groeirichting. Tot slot een warme handdoek en vervolgens een koude. Vader gaf me kwast, zeep en aluin.
Ik stopte het weg, uit het zicht, maar kon er toch niet omheen. Ja, ik kende het hele mannenritueel bij het opstaan. Ochtenderectie, boeren en scheten, plassen, wassen en scheren en dan koffie en een paar stevige boterhammen. Dat was de ceremonie waarin ik opgesloten zat. Probeer dat maar eens te veranderen als je geen woorden hebt om uit te drukken wat je voelt. Dan keek ik verlangend naar die andere wereld. Ik rook de parfum, ik voelde de zachtheid en ik zag de etalages van kledingwinkels en al die heerlijk vrouwelijke objecten: poeder, tasjes, sieraden, sjaals. Ik keek er ook met een soort van gêne naar. Niet voor mij, niet voor mij!
Wat is het dan verschil tussen een man en een vrouw? Ik weet het nog steeds niet. Of misschien wel steeds minder. Zit dat in hoe je eruit ziet, in wat je doet of hoe je je voelt? Is het misschien een combinatie? Kun je het doorbreken of overbruggen, is het flexibel en elke dag anders? Moet ik maar accepteren dat het vastligt of een andere weg vinden? Ligt het bij jou of ook bij de mensen om je heen?
Die mensen om je heen hebben meestal nog geen halve tel nodig om je te plaatsen als man of vrouw… En ik? Ik weet het nog steeds niet, ik worstel er al heel mijn leven mee.