Kijk dan toch. Ze zien er niet uit, die handen van mij. Een soort zichzelf vermenigvuldigd hebbende replica van de Grand Canyon. En nee, dat komt niet door de latex handschoenen.

Als ik er allergisch voor zou zijn, zou mijn piemel er net zo gehavend uitzien als mijn wijsvinger. Het lijkt er meer op dat, uitsluitend in mijn geval, de door mij voor het werk dat ik doe gebruikte chemische stoffen toch een weg door het materiaal hebben weten te banen om mijn huid alsnog te bereiken, want mijn collega’s hebben nergens last van.

De enige die ik er de schuld van geef is mijn moeder. Dramster. Ik beschouw het bijna als haar eigennaam. Al in mijn allereerste herinnering duwde ze me met zachte hand in de richting die zij voor ogen had. En als dat niet lukte: met harde hand. Ze zou en moest me die weg op krijgen die zij voor mij uitgestippeld had. Oké, in het concrete geval van die eerste herinnering lag het voor de hand, want geen enkele moeder wil dat haar kind het hele leven luiers moet dragen, maar toch. Terwijl ik opgroeide bleef ze me voortdurend dwingen de door haar gewenste richting in te gaan, al lag dat voor mij wellicht veel minder voor de hand. Zij gaf dan als uitleg dat ik als peuter zindelijk worden ook niet als prioriteit had gezien en dat ik me gelukkig moest prijzen met een moeder die het beter wist en het beste met me voorhad.

Uiteindelijk probeerde ze me met haar gevreesde dwingende hand het reeds door haar, en door mijn vader en mijn oudere broer en zus, geplaveide pad op te sturen, ook al had ik er nog zo weinig zin in. Behalve de eeuwige zindelijkheidstrainingsanalogie kwam er gaandeweg een nieuw argument bij: de familie-eer hooghouden! Dat was haar motto, dat droeg ze te pas en te onpas maar altijd glunderend van trots uit, en wee degene die probeerde zijn eigen route te volgen.

Wee mij, dus. Toen ik aan mijn eerste baantje begon dat afweek van de door haar bepaalde koers, waarschuwde ze me nadrukkelijk: “Doe het niet. Daar bereik je niets mee.” Vanzelfsprekend luisterde ik niet. Ik ging mijn eigen, afwijkende weg.

Waarom ben ik mijn hele leven al zo recalcitrant? Ik ben nu op de leeftijd en in de levensfase dat ik me dat kan afvragen. Want kijk waar het mij gebracht heeft. Waarom moest ik zo nodig winkels beginnen, in soaps acteren, me in de politiek begeven? Het is misschien makkelijk praten achteraf, maar kom, ik hoef mezelf niet voor de gek te houden: vanaf het begin van elke nieuwe onderneming werd al snel duidelijk dat ik er niet geschikt voor was. Dat ik niet dacht als een zakenman, niet commercieel ingesteld was, kan ik nog als een normale karaktereigenschap wegzetten, zo zit ik gewoon niet in elkaar, maar ik had me toch wel minder eigenwijs kunnen opstellen? Waarom gedroeg ik me altijd als een nukkige, alles beter wetende stijfkop? Waarom stelde ik altijd de verkeerde vragen aan de verkeerde personen? Waarom weigerde ik consequent me aan te passen aan de in de branche waarin ik op dat moment werkte heersende normen? Maakte ik het mezelf niet veel te gemakkelijk door als verklaring altijd maar klakkeloos de ideeën van Freud op mijn relatie met mijn moeder toe te passen? En maakte ik het mezelf juist daardoor veel te moeilijk? In een gerenommeerd lab wetenschappelijk onderzoek doen naar de oorsprong van de mens, afgewisseld met veldwerk op exotische locaties, mijn door haar uitgestippelde eindbestemming, die ik dankzij haar voorwerk zonder obstakels van betekenis bereikt zou hebben, lijkt me achteraf gezien niet eens zo’n slechte carrière.

Want kijk mezelf nou, met wat ik op eigen kracht heb bereikt. Hier sta ik. Ik poets tegenwoordig de toiletten van hen die ik, als ik maar niet alles wat uit mijn moeders mond kwam in twijfel had getrokken en haar uitdrukkelijke aanwijzingen niet had genegeerd, mijn collega’s had kunnen noemen, mijn ondergeschikten zelfs, de IQ-tests die ik in mijn jonge jaren had genomen in ogenschouw nemend, en dit is wat ik er aan overhoud: schrale handen, diepe en pijnlijke kloven in de vingertoppen, doffe nagels, jeukend eczeem, huidschilfers die mijn handpalmen het aanzicht geven van een Zuid-Amerikaanse zoutwoestijn en als een lekkende sneeuwbol naar de grond dwarrelen. En familieleden die me als ik hen op de gang tegenkom niet eens groeten. Voor hen ben ik slechts de volgende anonieme gastarbeider.