Er bestaat een binnenwereld en een die zich daarbuiten afspeelt. Dat geldt voor een landschap met daarin een omheind complex maar ook voor een lichaam. Die twee kunnen naadloos in elkaar overgaan of in botsing zijn. Wat als je vastgeklonken zit in beiden?

Zo'n jaar of vijf passeer ik de zwartgallige sculptuur voor de ingang van de Hartelborgt; verbrande rabarberbladeren op een rek in brons tussen vertrapt gras. Hiervan uitgaande zou je achter de glazen schuifdeuren een crematorium verwachten. Niets is minder waar. Hier brommen jongens die in het leven staan. Al begeven ze zich er een beetje naast. Meisjes zijn er eveneens. Niet dat ik die tegenkom. Zij zijn in de minderheid en worden van de jongens gescheiden.

Ik vervolg mijn weg door een tweede deur – paspoort in de aanslag en koppelriem af. Mijn tere ziel laat ik in de locker. Vervolgens loop ik de detectiepoort door en neem  –  na deur drie –  plaats nabij de frisdrankautomaat. Aan de muur in de wachtruimte hangen drie plat geslagen hoofden; ogend als boos kijkende voodoo maskers. Door de jongeren zelf uit bruine klei gebakken en azuurblauw geglazuurd. Je kunt altijd iets maken. Iets van jezelf maken. Al gaat dat niet voor iedereen op. Een van de koppen wordt keer op keer omgedraaid.

De mentor, met een zwak voor Marlon, komt mij halen om mij naar de ontvangstruimte te brengen. Marlon valt hem geregeld aan. Scheldt hem uit voor kankerlijer. Schreeuwt hem toe zijn moeder te zullen neuken. De vader van de mentor stierf aan kanker. Les 1: keer nooit je rug naar Marlon toe. Toon hem niet je zwakke plekken. Ik heb het bij iedere nieuwe opname gemeld. Dat een pen rond laten slingeren fataal kan zijn.

Vanuit de gang hoor ik mijn zoon wat joviaals roepen tegen een medegevangene. Wanneer hij nadert, torent zijn lange lijf ver boven mij uit. Onhandig omhelzen we elkaar. Ik ruik zijn ranzige zweet. Mijn ogen komen op borsthoogte. 'Hai, kleintje,' groet ik. Hij lacht schamel. Draagt een te kort en smerig T-shirt.

We gaan zitten. Zijn handen trillen onophoudelijk. Hij is moe. De medicatie is verhoogd. Meerdere scheppen suiker verdwijnen in de koffie die hij vergeet op te drinken. Slecht verstaanbaar steekt hij van wal. Onsamenhangend en snel sprekend. Hij neemt een Arabisch accent aan. Woorden worden ingeslikt. Niet dat het veel uitmaakt. Het gaat altijd over hetzelfde. Over zijn gewelddadige fantasieën, het geloof en zijn onbekende Ethiopische achtergrond. De beperking waar hij aan lijdt zet hij breed uiteen in therapeutentaal. Dan vraagt hij of ik een djellaba wil kopen.

'Geloof zit in jezelf', antwoord ik. 'Niet in een lap stof.' Mijn adoptiezoon heeft zichzelf tot moslim verklaard. Alleen wanneer de speelkaarten op tafel komen, of als er varkenssaté op het menu staat, is hij het voor even niet. Al is dit onderwerp veilig, het blijft oppassen geblazen. Wanneer mijn aandacht verslapt, vindt hij een haak om zijn drang tot doden aan op te hangen. Ik wil niet aanhoren wat hij met jonge vrouwen wenst te doen. Hem niet zien lachen om een omgebrachte tiener in een greppel. Snel vraag ik: 'Wat is jouw leven je waard?' Hij haalt zijn schouders op. Doodgaan boeit hem niet.

'Oma zit in India,' verander ik van onderwerp. Godzijdank is de bordscherf onder zijn kussen op tijd gevonden. Miste hij op een haar na een slagader. Ik ben ook zoveel kwijt. De ballpoint voor het oog van mijn ontwakende oudste. Stront op de trapleuning. De aangestoken brand in het cellencomplex. Bezemsteel op het broze hoofd van een begeleider. Het mes naar mij. De kat die aan zijn staart... Dat Ted Bundy zijn Brad Pit is.

'Hou je nog van mij?' vraagt hij als het bezoekuur om is.

'Ja,' zeg ik. 'Ik hou van je.' Ik hou van het kind dat langs de weg te vondeling werd gelegd. Van hoe we samen in de woonkamer op Miriam Makeba dansten. Hoe ik zijn haar vlocht in de triptrapstoel. Al krimpt dat naar steeds kleiner. Vrees ik de dag waarop er niets meer is. Dat ook ik niets meer voel. Ik kus hem op een plakkerige wang en zwaai hem na. Vervolgens wordt hij naar de luchtplaats begeleid om daar een sjekkie te roken.

Weer thuis google ik naar het kunstwerk voor de penitentiaire inrichting. De beoogde rabarberbladeren stellen hoefblad voor. Ik associeer door naar een lastdier. Op verbrande hoeven kom je niet ver. Hoeveel eten en aaitjes je het mishandelde dier ook geeft. Hij zal geen stap meer verzetten.