De kwestie was, mijn voorraadje statieflessen was zoek. Opeens zomaar pleiten! Maar ja, uit de opbrengst daarvan, betaal ik wel mijn dagelijkse slok. Ik telde mijn restje spaargeld opnieuw – krap aan genoeg voor drie halve liters, zelfs voor een gezelligheidsdrinker als mij wat te weinig. Daarom propte ik er op die zorgelijke ochtend een stuk of vier in de zakken van mijn jekker. Lekker handig natuurlijk, want een tel later sta ik er bij de kassa mooi mee voor schut.
- Juffrouw, ik heb ze ….Maar mijn god, wat heb ik verder nog gezegd, want die caissière begint me toch te lachen, die had me een lol, en zij niet alleen, de hele bups om ons heen, zelfs haar aangestormde chef buldert mee, het hield maar niet op… En ik? Ik stond erbij als beton. Tot een van die omstanders roept – Hé man, die zeven biertjes daar, die krijg je van mij.
Sterk als ik ben, raakte ik het biljet van 5 euro niet aan, maar schoof wel onder aanhoudend gelach als de donder het bier in mijn rugzak….
Doorgaans dekt de dagelijkse opbrengst aan lege statieflessen mijn bescheiden behoefte. Heus, ik ben niet te beroerd om te werken. Elke dag weer de wijk in, prullenbakken analyseren, struiken en vijvers rond scholen afstruinen( van een paar natte kakkies moet je niet schrikken), me rond glasbakken ophouden. En het huisvuil? Ook!, maar weinig van glas nog, dat is zo goed als verdampt, maar plastic zat, dat fleswerk vind je volop, en dat is vet, sommige schuiven een euro de twee, dat tikt lekker aan! Als je eens wist hoeveel flessen ik.., mijnheer, die kan God zelfs niet tellen.. En dat alles met die schijtende meeuwen om je heen, hun ongezouten gekrijs aan je kop. Laatst hoorde ik zelfs een vos schateren, misschien wel om mijn persoontje, wie zal het zeggen. Nee mevrouwtje, dat was geen hond. Die schuimen zeker te weten niet zo vroeg langs de weg. Pas later, na koffietijd, en dan vormen ze ook een ware terreur. Aan de lijn? Vergeet het maar, een lachertje. Elke dag weer breekt hier die pleuris uit, achtervolgen die rovers me tot diep in het duin, mijn allereigenste duinen nog wel. Maar kom, effen op adem komen, ook het zonnetje werkt mee. Hè, dat geeft lucht. Prut dan maar, deze slok heb ik onder de hand wel verdiend.
Of ik mij niet de pokken verveel met zo’n leventje als het mijne, gespeend van, dreun ze maar op, die hele reutemeteut aan moderne gemakken. Ik had toch op zijn minst wel een mobieltje, al was het maar om 112 te draaien, mocht er plotseling iets mis met me wezen .
En dat staan die sociale werkers dan zomaar midden op straat uit je te melken…Wat ik ook gebaarde en tierde, ze hielden maar aan die twee teken. Ze zogen maar door, er kwam zelfs, schrik niet, pen en papier aan te pas. En dat wijfie maar schrijven, ze werd er vast per woord voor betaald. Ik zag die vingers al tellen, hoorde de euro’s al knisperen… stapel werd ik ervan… dus kon het me niks meer verdommen, draafde ik door over van alles en nog wat, over de paddentrek in het voorjaar, want ik heb iets met tellen… dat begon al vroeg met postzegels, die ik van moeder moest sparen, elk in een vakje, en steeds van begin af aan opnieuw tellen. maar ook zeezand is schitterend, telkens het hele jaar door, met handenvol aan het strand, grof of fijnkorrelig, het maakt me niet uit, en dat dan gaan tellen, al die korreltjes, stuk voor stuk zitten tellen, telkens weer een handje, een twee drie veel, een twee drie veel…, tot mijn zeemeermin me weer roept, die op mij wacht aan het ebstrand, waar ik haar lieve borstjes met schelpen bedek, en niemand behalve ik die dat zien mag…..
Vragen die twee hier ook nog of je niet bang voor de dood bent, voor nare ziektes, en of je daartegen wel goed verzekerd bent….
Verwachtingsvol kijken ze me aan, die twee jonkies daar bij de supermarkt.
Denk ik: jullie kunnen me wat, mijn spullen en de vertrouwde zee, die houd ik zo dicht mogelijk bij me.