Ik zit in een iets te hippe koffietent te wachten op Roos. Het was niet mijn bedoeling om de meisjes aan het tafeltje naast me af te luisteren. Maar met het volume waarop ze dit bespreken kunnen ze het me moeilijk kwalijk nemen. Ik schat ze jonger in dan dat ik ben. Een jaartje of 20. Twee parmantige mokka latte frappucino’s met extra karamel sprinkles staan onaangeraakt voor hun neus. Eerst moet het haar nog in model. De telefoon wordt met een bewonderenswaardige soepele beweging in de lucht geheven. Een net niet volledig gestrekte arm zorgt voor de perfecte hoek. Het is beslist geen makkelijke opgave. Zowel de meisjes als de hippe koffie creaties moeten in beeld. De telefoon komt weer omlaag en ze duiken beiden in het scherm om de foto te beoordelen.
“Iewl, op deze foto lijk ik dik.”
“Wel een beetje ja, ik maak er nog een paar.”
Met mijn telefoon draai ik zenuwachtig rondjes tussen mijn wijs- en middelvinger. Ondanks dat ik de deur strak in de gaten houd, blijft het gesprek van de twee dames in mijn hoofd weergalmen. Vooral de vraag: “ook niet op instagram?” blijft onnodig lang hangen. Ik weet zelf ook wel dat ik me nu druk zou moeten maken om andere zaken. Het leek me een goed plan om Roos de liefde verklaren op een neutrale openbare plek. Dus nu zit ik hier. Doodsbenauwd en genadeloos hard afgeleid door mijn selfie makende buurmeisjes. Inmiddels is Roos al een kwartier te laat. Normaal maakt dat me niet uit maar nu drijft haar totale gebrek aan punctualiteit me tot waanzin.
De nieuwe selfies zijn gemaakt en worden vakkundig gejureerd. Op de ene selfie lijken ze naar eigen zeggen twaalf en op de andere juist weer dertig. Net als ik de hoop begin op te geven dat er een juiste kandidaat tussen zit, zijn ze het met elkaar eens. Deze selfie moet het worden. Alleen een korte discussie over de filter staat het posten nog in de weg. “Moon” zou lekker vintage zijn maar “Ludwig” laat de kleuren beter uitkomen. Mede doordat ik mijn eigen zenuwen bijna niet meer onder controle heb wil ik van alles naar ze toeschreeuwen. Dat ze geen filter nodig hebben en geen likes op Instagram. Dat ze nu ook al prachtig zijn en of ze verdomme eindelijk eens aan die frappucino willen beginnen.
“Als hij deze foto niet liked dan weet ik het ook niet meer” verzucht het ene meisje. De andere knikt instemmend en samen werken ze in stilte hun koffie naar binnen. Een vreemd soort gevoel van opluchting maakt zich van me meester. De horde van de perfecte selfie is genomen en wij drieën kunnen weer door met onze dag.
Eindelijk komt Roos binnen. Haar rode wangen zijn tastbaar bewijs dat ze zich heeft gehaast. Ik kan haar het feit dat ze een half uur te laat is niet eens meer kwalijk nemen. Ze gaat zitten en geeft me vluchtig een kus op mijn wang. Ik heb de afgelopen paar dagen meerdere keren in mijn hoofd geoefend hoe ik dit gesprek zou aanpakken. Alleen heb ik nu op het cruciale moment een totale black-out. Mijn brein draait op volle toeren om zich het een en ander te kunnen herinneren. Begin ik nou met die anekdote over hoe we elkaar hebben ontmoet of sluit ik daar juist mee af? Ik besluit dat het er allemaal niet meer toe doet en dat ik gewoon met de deur in huis moet vallen. Ik schraap mijn keel, haal diep adem en besluit de vraag waar het nu allemaal om draait er gewoon uit te gooien.
“He Roos, zou je het erg vinden als ik je foto niet zou liken op Instagram?”