Heel sluipend zonder dat ik het doorhad. Of zonder dat ik het wilde erkennen, want de signalen waren er eigenlijk al lang en zij waren talrijk. Zij schreeuwden luid en herhaaldelijk om aandacht. Maar ik wilde niet horen. Ik wilde niet dat dit beeld dat in mijn hoofd bestond en dat ik liefhad kapot ging. De liefde had mij verblind. Levend in ontkenning en een fantasiewereld. Tot de werkelijkheid zich steeds harder door allerlei barsten in mijn zeepbel naar binnen wurmde. Het kraakte en het piepte. De rauwe werkelijkheid vermengde zich steeds harder met het beeld in mijn zeepbel. De kleuren van het prachtige doek in de zeepbel werden steeds doffer, de voorstelling steeds grauwer. De zeepbel barstte, er was geen houden meer aan. Het doek was te ver opgerekt en gescheurd, de afstand te groot geworden. Ontwaakt uit de droom zat ik ineens in een kloof.
Een niemandsland waar ik niet wilde zijn. Waar ik niet kon zijn. Ik kon niet hier zijn en niet daar.
Wat doe je in een kloof? Wat is een kloof? Een lege vlakte tussen twee huizenhoge steile rotswanden. Een plek waar misschien genoeg voedsel te vinden om jezelf te voeden, maar waar je verder afgescheiden van de rest van de wereld bent. Een plek waar je een keuze moet maken, Ga je die steile rotswand beklimmen en zo ja welke van de twee? Of sjok je verder vooruit op de lege vlakte? Droog en dor.
Maar wacht eens even, het is deels in mijn hoofd. Dus ik kan alles doen wat ik wil. Ik zou ook kunnen proberen die twee steile bergwanden dichter bij elkaar te brengen. Moving mountains. Die berg buiten mij kan ik niet verplaatsen, maar die van mijn hoofd wel. Wil ik dat? Mijn bergwand zodanig verplaatsen of vervormen zodat hij die andere weer raakt? Of wil ik de vorm van mijn rotswand niet veranderen? Dan moet ik op zoek naar waar een andere rotswand de mijne weer raakt. Hoe heeft het zo kunnen gebeuren? Ach Panta Rhei. Het leven moet blijven bewegen. Misschien moet mijn rotswand op haar beurt weer een andere veranderen. Niets blijft ooit hetzelfde. In die kloof zit de vooruitgang als je er niet bang voor bent.
Toch voelt het alsof je iets verlaat waar je je verantwoordelijk voor voelt. Iets wat weerloos is. Maar het is zo veranderd. Je hebt het gevoel dat je het moet redden van de ondergang. Maar wat jouw ondergang is, kan voor een ander vooruitgang betekenen. Alleen moeten we niet naar een vooruitgang voor het geheel? Laat het los, laat het fouten maken. Laat het gebeuren.
Ah Godwin, we zijn er weer. Hadden de mensen dat in de jaren dertig dan ook moeten zeggen? We kunnen het tij niet keren? Laat het maar gebeuren? Ja, ook toen moest men eerst de fouten maken, Hitler aan de macht laten komen, voor men de dwaling in ging zien, voor men er wat aan wilde doen. Destructie, constructie. Zwart, wit. Plus, min. Dialectiek. Is het nodig? Is dit de enige weg vooruit? Gelukkig zijn er ook nog genoeg glooiende heuvels en vlakke gebieden. Take your pick. Maar of hier de grootste vooruitgang ontstaat? De vlakke polders in Nederland zijn behoorlijk saai. Maar ook dat is als het ware weer een rotswand. Die onmetelijke saaiheid is misschien ook wel een uitstekende voedingsbodem voor uitzonderlijke creativiteit, als tegengif voor die dodelijke saaiheid. Maar ook hier zal weer niet iedereen geschikt voor zijn. Ook hier geldt weer take your pick, choose your battles.
Soms is het goed los te laten.
Wij verlaten de stad die wij zo innig liefhadden, en waar ik ben geboren.
Wij laten je aan de toeristen, de vastgoedhandelaren en andere passanten. Jammer dat die zich niet lijken te realiseren - of zich er niet voor interesseren… het geld en vermaak zijn immers goed - dat de charme van een stad vooral wordt gemaakt door haar bewoners.
Het is heel goed als mensen fouten maken, op die manier gaan wij sneller vooruit…
Maar ik laat je los, ik herken je niet meer.
Ik kom je nog wel eens opzoeken, zo nu en dan om te zien hoe het met je gaat. Hou je goed,veel liefs, dag A!