Het is een goudenregen, zegt-ie. Kwart voor negen ‘s ochtends:
over het tuinhek hangt een man. Daniël, zegt-ie. Niet
onvriendelijk, maar zijn beugelzaag komt gevaarlijk dicht in
de buurt van de twee dunne, kale boompjes in de voortuin.

Eén ervan moet weg voordat hij te groot wordt, is hem gezegd. Bomen, bloemen zelfs, ziet u, behoren hier binnen de door de huisbaas opgeworpen perken te blijven. Daniël richt algauw zijn gereedschap weer op een van de stammetjes, ik loop verder. Onder protest. Ik ben de enige passagier in de lege lijn 140, niet alleen de bomen gaan in dit dorp zelden hun tuinhekjes te buiten. Stille tocht, onderweg van mijn huis naar daar waar mijn moeder woont. Goudenregens, wat een geluk. In de paar koude wintermaanden dat ik hier woon had ik de boompjes nog niet als zodanig herkend. Ik vind ze mooi wanneer in bloei. De takken zitten dan tjokvol gele bloemen, die in grote druppels naar beneden hangen. De zaadjes van de plant zijn erg giftig en daarom zie je ze niet veel in het wild, zoals in stadsparken. Om die reden ook planten mensen met kinderen of honden vaak geen goudenregen in hun tuin. Maar mijn ouders hadden twee kinderen, een hond en in de voortuin een vijf meter hoge goudenregen. Ik kan me niet herinneren dat een van de andere huizen in ons rijtje zo’n uitgesproken ding voor de deur had. Ook in de winter fleurde de goudenregen de straat op: als de donkere dagen aanbraken had mijn vader de gewoonte om, bij wijze van kerstversiering, een blauw lichtsnoer de kale boom in te werpen. Iets waarvan het effect pas zichtbaar werd als mijn moeder de stekker in het stopcontact stak. Ieder jaar weer een verrassing. Zo had zelfs de kale boom een opbeurend effect op mij. Jammer genoeg niet op de buurvrouw, die eens een afkeurende opmerking richting mijn moeder maakte over dit lightfestival avant la lettre. Ze schaamde zich kapot, mijn moeder, maar de slinger bleef hangen. Halverwege zijn we nu, net voorbij de halte winkelcentrum. Wat als ik hier nu eens op stop druk? Voordat ‘ie de bocht omgaat, eruit. Het is maar een klein stukje lopen tot aan de dijk. Daarachter ligt het. In geen jaren heb ik ons oude huis gezien. Verwacht u er niet te veel van. Het is een gewone eengezinswoning: voortuin, achtertuin, drie verdiepingen 2/3 waarvan één rommelzolder met computer, waarop mijn zusje en ik internetten met een inbelverbinding als mijn vader er niet de administratie deed, zoals hij dat noemde. Heel doorsnee. En ook volstrekt volgens het landelijk gemiddelde verliet mijn vader mijn ouderlijk huis, na 30 jaar huwelijk in 2008. Mijn moeder zette het een jaar later te koop. Crisis maal twee natuurlijk. Het bord stak, zoals bij zoveel huizen in die tijd, bijna twaalf maanden roerloos uit de grond, onder de goudenregen. De koper, uiteindelijk, stond ons toe wat spullen achter te laten, waaronder de vaatwasser, het vloerkleed en ook de gordijnen. Fijn, want daar was toch geen plek voor in de grijze galerijflat die op de drie overgebleven leden van het gezin wachtte. Zo paste de inhoud van één eengezinswoning in die ene verhuiswagen, met draaiende motor onderaan de dijk. En dat was dat. Kijk, het olifantenpaadje de dijk op ligt er nog hetzelfde bij als toen. Eerder smaller dan breder geworden, maar het voelt steiler bij het beklimmen. En dan zie ik het. Mijn lila rolgordijn hangt nog steeds voor het slaapkamerraam op de eerste verdieping, de witte Luxaflex omlaag in de keuken, twee van mijn moeders vazen in de vensterbank en onze gele vitrage aan de achterkant van het huis, verschoten en permanent gesloten. De hardhouten voordeur heeft geen likje verf meer gezien sinds mijn vader dat er opsmeerde in de zomer van 2003. Ik zie het vanaf de dijk, dichterbij durf ik niet. Terwijl alle huizen in het rijtje wel nieuwe verf, nieuwe naambordjes, nieuwe planten in de tuin hebben verworven, staat ons huis temidden daarvan verweesd te wezen. Als een markering in de tijd. Het enige wat de nieuwe eigenaar godbetert heeft gedaan, is de goudenregen weggesnoeid.

Een ouderlijk huis laat zich niet verhuizen. De inboedel misstaat wanneer overgebracht naar een ander rijtjeshuis, een aanleunwoning, of een grijze galerijflat. De salontafel te klein, de kast te lomp voor zijn nieuwe onderkomen. Een andere bank, nog in het plastic, waarop je geacht wordt je thuis te voelen. Het kan jaren duren voordat de nieuwigheid eraf is, maar hoe lang heb je?