Eens verweet hij me dat ik niet wist hoe ik mezelf gelukkig moest maken, dus deed hij maar z’n best. Maar die goede momenten betekende niets als hij me de slechte momenten niet gunde. Probeerde ik vrolijk te zijn om hem gerust te stellen, dan durfde ik niet eerlijk tegenover hem te zijn. Maar ik speelde toneel omdat hij in een theaterstuk wou leven.
Soms leefden we in een drama. Geschreeuw, en dialogen tot diep in de nacht. De dag erna waren we moe. Voor het avondeten hadden we geen zin om te koken, dus we bestelden iets simpels en snels. Op de bank lag er een stilte tussen ons, maar het was een aangename stilte. Handen gaven aan dat we door wilden gaan. Teder veegde hij mijn vingertoppen af, vettig van de kip. Ik voelde me anders, niet alsof ik tot het bot op werd afgekloven.
Een weekje aan zee zou de breuk moeten lijmen. Het was zijn voorstel, maar ik trok de regie naar me toe. Wellness als een adempauze, wandelingen met gids, een paar boeken als barrière. Dit keer ging ik mijn eigen geluk maken, met en zonder hem. Het ging warempel goed, en het voelde weer als in het begin. Weliswaar zou dat weer weggaan, maar het betekende nog steeds dat ik dat gevoel weer kon vangen. Wat zijn goede momenten nou waard als je jezelf de slechte niet gunt?
De vierde dag had het weer ons programma leeggeblazen. Hij stelde voor de haard aan te steken, en ik las een laatste alinea voordat hij terugkwam met de wijn. Twee glazen rood om alles door een rozige gloed te zien. Ik lag tegen hem aan, en hij wist zowaar niet het moment te doorbreken door er de aandacht op te vestigen. “Dit is zo romantisch, toch?” Was. Maar nee, de magie was er nog toen hij me aan de hand de trap op leidde.
Maar plezier veranderde in prestatiedrang, en toen ik zei dat ik zo wel tevreden was werd hij boos. Waarom vertrouwde ik hem niet de gunst terug te doen? Ik wist toch dat hij dat prima kon? Hij kende mijn lichaam beter dan ik het zelf kende, en ik moest er vooral niet te hard over piekeren. Ik mocht best wel wat meer vragen in bed. Ik vroeg hem me te knuffelen, maar hij draaide zich om, tot in het diepst gekrenkt. Nog een kwetsuur om aan de lijst toe te voegen. Hij had er een goed geheugen voor.
De rest van de vakantie dacht hij me te straffen door opzettelijk koud te doen, maar het was het beste kado dat hij me in tijden had geschonken. Ik liet de bladzijdes en de wind me wegvoeren. Ik hoefde niet gelukkig te zijn van mezelf, alleen tevreden met wat ik had. Ik wist echter niet meer wat wij hadden.
Om te herstellen van de vakantie stortte ik me op mijn werk. De kantoortuin winterklaar maken was een welkome afleiding. Het roddelcircuit van de jongere krachten gaf me ook het broodnodige perspectief, en ik dacht de stabiliteit hierdoor meer te koesteren. Maar het gaf me alleen maar het gevoel dat ik aan een tijdbom zat geplakt waarvan ik de timer niet kon zien.
De doffe plof kwam toen hij me lunch kwam brengen tussen de middag, precies op het moment dat ik mijn afgeladen dienblad op tafel kwakte in de broeierige bedrijfskantine. Ik wilde even meditatief schoffelen, en had expres een hoek gekozen vrij van directe collega’s. Ik zag hem aankomen. Hij wist dat ik dit soort gebaren liever gespaard bleef. Hij zou de suggestie doen dat we het eten konden delen als hij zou zien dat ik al voorzien was. Het voelde alsof hij me wou breken: tot op het bot geraakt en het enige wat hem nog te doen stond was de merg eruit zuigen.
Bot was ik zeker. Hij droop af, vernederd. Het schuldgevoel zou morgen komen, dus ik moest nu de knoop doorhakken. Later pas zou ik me realiseren hoeveel vetvlekken hij had achtergelaten op mijn lichaam en geest. Het beste wat ik achteraf kon zeggen over hem was dat hij een hele kluif was.