Mijn man houdt verstijft mijn hand vast. Ik krimp ineen. Vrijwel onmiddellijk krijg ik een helder beeld op mijn netvlies, vanuit mijn tijd in Zambia waar ik als tropenarts werkte. Een luidop wenende Zambiaanse vrouw loopt het ziekenhuis uit. Haar dode kind in een doek op de rug. Achter hen een colonne huilende vrouwen. Samen, all the way down. Zo konden ze het dus aan. Ik weet wat me te doen staat. Daar ga ik, in volle vaart, donderend naar beneden.
“Mijn meisje, Raisa!”
Ik kletter op de grond. Mijn hart en ziel spatten op de straatstenen uiteen. Argeloze voorbijgangers vertrappen de brokstukken.
In de auto wij, mijn man en ik, en ons kleine meisje in de buik. Ik ben 36 weken en 1 dag zwanger. Op weg naar het ziekenhuis. Fris lentegroen, bloesems aan de bomen, prachtige wolkeloze ochtend. Alles bruist van nieuw leven. Mijn vliezen zijn net gebroken. Misschien komt onze dochter vandaag. Koninginnedag 2011.
Ik moet me vermannen op het onderzoeksbed. Ons kindje weegt voldoende. Haar hartje tikt goed. De moederkoek ligt mooi hoog. Het vruchtwater is helder. Ik verlies geen bloed. Het kleintje ligt alleen dwars in de baarmoeder, en ze is nog niet ingedaald.
Als tropenarts weet ik veel van bevallingen. Ik kan niets verzinnen dat mooier is dan de geboorte van een kind. Daar getuige van zijn, is een voorrecht dat ik vaak mocht beleven. Gynaecoloog worden was dan ook mijn droom na de tropen. Maar moeder zijn, was dat ook. En ik had een kindje geadopteerd in Zambia. De meer dan fulltime opleiding ging voor mij niet samen met het jonge meisje. Met pijn in mijn hart liet ik het toekomstbeeld als gynaecoloog los. En daarmee was ik ook verlost van de fragiele scheidslijn tussen leven en dood, de keerzijde van de verloskunde.
Nu lig ik hier, op de valreep, 43 jaar. Na 14 jaar proberen. Zes miskramen, veel kunst- en vliegwerk. Die hele zwangerschap heb ik vanaf dag één zo bewust beleefd. Iedere week was een mijlpaal. Angsten plopten op. Dat zal de leeftijd wel zijn, mijn achtergrond, professie, überhaupt mijn persoonlijkheid?
Mijn man, de lieverd, brengt me een bosje bloemen. Die witte rozen doen me aan de dood denken.
“Zet het bosje maar een eindje van me af.”
Dat tijdschrift is ook lief bedoeld. Ik lees het eerste interview van Isa Hoes na de suïcide van haar man. Ondertussen gutst het vruchtwater eruit. Ze checken mijn temperatuur, het hartje van Raisa. Ik heb geen weeën. Hoe ga ik het volhouden, nog een week? Het is de bedoeling dat ons kindje pas bij 37 weken mag komen. Tenzij ik eerder weeën krijg.
We wilden vanochtend dat ze meteen kwam. Zeker met die dwarsligging. De ogen van de gynaecoloog keken weg. Mijn man vertelde hem over de lange weg die we hadden afgelegd. Dat dit kleine meisje ons zo dierbaar is. Natuurlijk snapten we dat iedere zwangerschap kostbaar is. Ik begreep ook de richtlijn om tot 37 weken te wachten. Ik legde het nog uit aan mijn man, dat protocollen boven angst gaan.
De pijn van mijn moeder kende ik, al mijn hele leven. Vanochtend voelde ik het, voor het eerst. Ze raakte haar tweeling kwijt, net na de geboorte, bij 32 weken. Mijn ouders waren toen al tien jaar ongewild kinderloos. De arts had het niet geweten, van die tweeling. Het meisje stierf dezelfde dag. Onaangeraakt door mijn moeder. Het mocht niet. Een dag later overleed het jongetje.
“Ik heb erop gestaan om hem in handen te houden! Papa heeft onze kinderen met de dominee begraven. Ik lag in het ziekenhuis. Iedereen om ons heen kreeg baby’tjes.”
“Jezus mam, hoe overleefde je?”
De bevalling. De ontknoping. Onontdekte aanlegfout. De oorsprong van de navelstreng in de vliezen. Met volle kracht geboren. Mijn mond, het neusje van mijn man. Zo mooi.
Een paar weken later zit ik met mijn man op de bank. We houden elkaars hand vast. Samen is mijn medicijn. Alle emoties van de rouw beleef ik ongecensureerd, net als de Zambiaanse vrouwen. Zo heftig. Ik verwonder me. Een geluk dat ik nog nooit heb ervaren overspoelt me en lost plotseling alle emoties op. Ik heb een leven gekregen waar ik van mag genieten. Er is geen hoger doel. Buiten tussen de bomen zie ik God bewegen. Raisa is daar, bij de oneindige liefde.