En overal ligt vloerverwarming. Lag er al toen we kwamen; we hoefden niks te doen, beetje verf hier en daar en klaar. En binnen tien minuten ben je weer in de stad.

Net buiten ons budget, dat wel, maar Ewouds ouders konden bijspringen, en straks kan ik weer drie dagen aan de slag. Geen probleem. En met die tweede op komst kun je beter iets op de groei kopen, zeggen we altijd maar.
We hebben zo’n geluk gehad. De laatste tijd hoor je van die verhalen over kopen zonder te kijken, omdat zo’n huis anders al weg is. Bij ons niet, hoor. Wij konden gewoon kijken, tweede keer ook.
Dat was trouwens wel een dingetje, die tweede keer. Die makelaar kwam helemaal strak in pak, compleet met stropdasje en gaatjesschoenen. Onze leeftijd, misschien één of twee jaar jonger. Sprak ons de hele tijd met u aan. Geen foute vent hoor, nee, helemaal niet. Alleen een beetje simpel.
Weet je wat hij zei? Nou?

‘Het mooie is dat hier helemaal geen buitenlanders wonen.’
Dat zei ‘ie. Hij bedoelde het vast niet verkeerd, maar ik vond het wel apart. Dat iemand dat gewoon zegt. Zoiets komt niet in je op, toch? Ik bedoel, wat maakt het mij nou uit wat voor kleur mijn buurman heeft? Best wel erg, toch? Maar ja. Het zal vast niet zonder reden zijn. Blijkbaar vinden sommige mensen dat belangrijk. Anders zou hij zoiets niet zeggen.

Er stond laatst nog zo’n heel stuk op De Correspondent. Wij denken altijd dat huidskleur zo bepalend is. Voor je studie, je carrière, je succes. Dat is niet zo. Het gaat helemaal niet om Turks of Marokkaans of Nederlands. Het gaat om je familie en je omgeving en wat iedereen verdient. Sociaal-economische status noemen ze dat. Heeft blijkbaar veel meer invloed dan een kleurtje, achternaam of accent. Heel interessant.

Misschien moeten ze dat die makelaar vertellen. Je publiek beter inschatten. Ik bedoel: mij maakt het niets uit, en dat zou zo’n man moeten zien. Hoort bij zijn werk, toch?

Natuurlijk, het wordt een ander verhaal als de hele wijk zo is, maar zoiets zie je meteen.  Voordat we hier kwamen, hebben we ook gekeken bij een huis op De Schans. Dat was toch anders. Heel ander straatbeeld. Mooi huis, daar niet van, maar toch. Van die volle voortuintjes en die hele straat rook naar knoflook, kip en kerriepoeder. En dat is allemaal niet zo erg, maar je wilt toch het beste voor de meisjes. Je wilt niet dat Tess straks buitenspeelt en bij het eten komt aanzetten met vuile naalden. Of iets ergers. Dat soort dingen gebeuren. Je weet het niet.

We zitten goed hier. Rustige buurt, veel jonge mensen. Geen gescheur door de straat, en als er toch een beetje rommel ligt, is niemand te beroerd om het op te ruimen. Tuurlijk, die mensen hier letten veel op elkaar, maar dat is niet erg. Als er iets met Tess is, dan wil ik dat wel weten. Dan is het fijn dat ze dat komen vertellen.

Misschien zit er toch ook wel iets cultureels. Nederlanders houden van organisatie en structuur, dat dingen goed geregeld worden, dat je niet in je eigen rotzooi zit. Dat is altijd zo geweest. En in andere culturen vinden ze dat gewoon veel minder belangrijk. Ook allemaal prima, daar niet van, maar ik hou van structuur. En in dit soort gevallen moet je goed naar jezelf luisteren. Het is wel je thuishaven. Je eigen plekje.

Nee, we hebben het hier goed zo. Echt goed. Met zijn drietjes. Straks met zijn viertjes. Ewoud is lekker bezig, voorbereiden voor de marathon, vier avonden per week. Met een collegaatje. En iedere vrijdag brengt hij bloemen mee. Kun je je dat voorstellen? Ewoud? Iedere vrijdag. Bloemen. Hij is echt opgeknapt van dit huis. Echt opgeknapt. Niet meer dat baardje van een paar dagen, maar lekker glad en aftershave. En bloemen. En barstensvol energie, als je begrijpt wat ik bedoel. Een hele andere man.

Dat geluid? Nee joh, Tess ligt te slapen. Komt van de buren. Dat is misschien wel het enige nadeel, die dunne muren. En hiernaast valt wel vaker wat kapot, zeggen we altijd maar.