Een verplicht bezoek met mijn vader, bij zijn vader, terwijl zo weinig hem ervan weerhoudt mij even op te halen voor een rondje in het park. Omdat het nu, nu ik ouder ben tot me doordringt dat het vreemd is. Familie is familie, toch? Dat zou je denken dan. Als kind zijnde begreep ik er niets van. Waarom zou mijn opa, mijn altijd liefhebbende opa niet gewoon, of gewoon niet, bij mij langskomen?
De deur gaat nog steeds naar binnen open en in de komende dertig jaar verandert dit waarschijnlijk niet. Het speelde zich af van mijn zesde tot mijn elfde. Vijf jaar lang kon hij mij iedere dag zien vanaf zijn balkon. Wat best creepy klinkt, alleen dit is puur om aan te geven hoe verschrikkelijk dichtbij hij woonde. Ik had er geen begrip voor. En nog steeds heb ik dat niet. Is het dan zo moeilijk om interesse te tonen? Misschien wel ja, dit merk ik aan mezelf. Het moment dat ik dit besefte is op de dag geweest van de condoleance van mijn opa. Hier kwam ik mijn neef tegen. Mijn neef heeft al vijf jaar een ijssalon waar ik nog nooit langs ben geweest. Mijn nichtje die bijna tien wordt, waarvan ik nog nooit een verjaardag van bij heb gewoond, mijn neefje van bijna elf die gek van me is omdat ik zijn ‘grootste neef’ ben ‘met dat coole baardje’, waar ik eigenlijk nog nooit een dag mee door heb gebracht.
Toen ik me dit besefte werd ik verdrietig, gelukkig niet alleen verdrietig, ergens ook blij. Er is tijd, genoeg tijd om dit goed te maken. Voor mijn opa is er ook nog tijd. Dit is niet de opa die mij nooit bezocht, de opa die mij nooit bezocht leeft nog, zijn tijd is nog niet op.. Waarom neem ik zelf niet het initiatief om hem te zien? Lijk ik op hem? Neem je er onbewust een voorbeeld aan? Zou ik dat ook doen bij mijn kleinkinderen? Nee want, ik heb tijd en besef van hoe het niet moet, hoe het wel moet valt over te twisten.
Tweede kerstdag nodigde hij ons altijd uit voor een etentje, in een van de restaurants waar hij het liefst komt volgens hem. Iedere keer zei hij weer dat hij me lang niet gezien had, wat de eerste twee keer klinkt als iets gemeend, de derde keer als iets waar je dwars door heen kijkt. Een neplachje opzet en zegt: ‘ja toch jammer he’, want het is wel je opa. Technisch gezien is hij dat, vreemd dat er niets is wat daarop wijst. Op verjaardagen kom ik hem niet tegen, wat me ergens geruststelt, het is niets persoonlijks tegen mij. De momenten dat we samen zijn zoals die iconische tweede kerstdag of dat etentje eens in het jaar met zijn verjaardag, er werd zelfs een keer gezegd dat het etentje plaats vond voor alle verjaardagen. In principe is dat een mooie gedachte.
Op de momenten die we dan samen hebben wordt er oppervlakkig gepraat over wat voor sport we doen en dat we echt een keer met hem mee moeten naar de markt. Nooit over hoe wij ons voelen, en zeker niet over hoe hij zich voelt. Logisch ook, het lijkt mij eng om met personen die je niet kent te praten over je diepste gevoelens en dingen die je dwarszitten. Terwijl het de enige manier is om ergens overheen te komen, of in dit geval te stappen over die drempel tot nieuw contact. Dat o zo belangrijke contact, met een vader, of een opa, de titels zijn onbelangrijk. Een leraar, een gids door het leven, die je koste wat het kost helpt om je een beter mens te maken. Je kracht geeft en inspiratie om er iets van te maken. Je kinderen, je kleinkinderen, ze zijn tenslotte jouw nalatenschap, jouw gift aan de wereld in zijn puurste vorm.
Altijd dacht ik dat op het moment dat wanneer je vader of opa wordt er een soort oerinstinct in je opleeft waardoor je alles geeft voor het kleine mormel binnen jouw macht. Vandaag de dag ben ik bang dat ook ik het laat afweten wanneer het zover is. Bang en daardoor dus extra op mijn hoede. U kent het gezegde een gewaarschuwd man, telt voor twee. Dus mijn kinderen zullen twee vaders aan mij hebben.