Dat zei ze vaak, heel vaak. Ik heb ergens het idee dat ik moeder nooit helemaal goed begrepen heb. Of helemaal niet goed begrepen. Of dat ik het niet goed onthouden heb. Moeder vond het helemaal niet erg dat we op 7 juli 1974 laat in de middag in Beieren door 11 Duitsers verslagen werden. Ze zei dat de Duitsers met vijf keer zoveel mensen op de wereld zijn als de Nederlanders. Dat er na de wedstrijd dus vijf maal zoveel mensen op de wereld gelukkig waren als mensen op de wereld ongelukkig. Dat ik de dingen zó moest bekijken. Objectief.
Ik weet niet of grootvader objectief naar de dingen kon kijken toen hij voor het vuurpeloton stond. Hij stond daar bij de Woeste Hoeve in de vroege ochtend van 8 maart 1945, samen met 116 andere mannen. Allemaal goede Nederlanders. Hoewel in eerste instantie gedacht werd dat het voor het grootste gedeelte foute Nederlanders waren: zwarthandelaren en plunderaars. En de Duitsers vonden het ook geen goede Nederlanders: het waren Todeskandidaten, terroristen die overvallen en aanslagen op Duitsers hadden gepleegd. De meer dan veertig soldaten waaruit het vuurpeloton bestond, waren wel foute Duitsers. Hoewel ze alleen maar een bevel uitvoerden en, als ze weigerden, zelf doodgeschoten werden. En hoewel er vast en zeker Duitsers waren die over de hoofden van de 117 Nederlanders heen schoten. De Duitser die de overlevenden van de executies het genadeschot gaf, was wel een echt foute Duitser. Hoewel hij tijdens de executies zelf alleen maar de wacht hield en de overlevenden uiteindelijk uit hun lijden verloste. Er was één goede Duitser. Die weigerde deel te nemen aan het vuurpeloton en samen met de 117 Nederlanders doodgeschoten en begraven werd. Misschien heb ik moeder toch goed begrepen. Dat er in de Tweede Wereldoorlog evenveel goede Duitsers als goede Nederlanders waren. De 117 goede Nederlanders zijn na de oorlog allemaal opgegraven en geïdentificeerd, het lichaam van de goede Duitser is nooit gevonden.