We dansen en huppelen samen rond de vijver. Judy danst voorop, ze zwaait heel sierlijk met haar armen van links naar rechts. Ik volg haar. We zingen en dansen wild en vrij, tot we alleen nog maar zang en dans zijn. We raken in een prettige soort van trance.
Judy is een vrolijk meisje met een rond gezichtje, grote twinkelende glimmende bruine ogen en lange golvende bruine haren. Ze heeft ringetjes in haar oren en kettinkjes om haar hals. Ik vind haar erg lief en ik ben graag bij haar, want Judy houdt net zoals ik ook heel erg van dansen en muziek. En ze maakt zich nooit zorgen. Ik wel. Ze denkt ook niet eindeloos over alles na. Ik wel.
Judy woont aan de vaart in een gezellig huis vol hazenwindenhonden met haar ouders, en haar oudere broer en zus. Haar moeder heeft haar lange haren in een staart en heeft hele lieve ogen. Van haar mag ik altijd zomaar blijven eten. Dat vindt Judy’s moeder heel gewoon, heel vanzelfsprekend. Als haar vader thuiskomt van zijn werk maakt hij altijd grapjes met ons. Hij heeft glunderende ogen. Ik vind het bijzonder dat haar vader ergens anders werkt. Ik denk op een fabriek. Mijn vader werkt altijd thuis op het erf en in de stal bij de koeien.
Judy en ik hebben vanmiddag eerst heerlijk gedanst voor de grote spiegel op haar kamertje. Op de popmuziek van ABBA, the Rubettes en Spooky & Sue. We dansten soms tegelijk en dan weer één voor één en keken steeds naar onze eigen filmbeelden in de spiegel. We probeerden dezelfde bewegingen te maken, daar moesten we heel lang op oefenen. Judy zei dat ik heel mooi danste; “maar je moet je armen ook bewegen, hoor!” Ik lette heel goed op mijn voeten en was mijn armen daardoor toen helemaal vergeten! Judy danst heel soepel en vloeiend, ze schaamt zich helemaal niet, ze is ritme.
We dansen nog een rondje om de vijver, zo blijven we lekker warm! De vogels roepen naar ons. De zon gaat langzaam onder in kleuren waar ik van hou: paars en oranje, roze en geel. De bomen en de boerderij verderop veranderen langzaam in zwarte silhouetten. We gaan op het bankje zitten met onze schetsboekjes op schoot en proberen met potlood te tekenen wat we voor ons zien. Thuis gaan we er later de kleuren bijdoen. Zodra we koud worden dansen we lachend weer een rondje om de vijver. We zijn heel gelukkig. Als het te donker wordt dansen we naar huis, Judy naar haar huis aan de vaart, ik naar mijn boerderij aan de weg. Naar gedekte tafels en open armen.
Als ik niet kan slapen of als het leven tegenzit, probeer ik me te concentreren en terug te reizen door de kloof naar mijn meisjesvriendschap met Judy. Naar dat zorgeloze, tijdloze en magische paradijs. Er was de oneindige ruimte en onbegrensde klok-loze tijd. Er was een zorgeloos en vanzelfsprekend geluk dat ons als een warme jas omhulde!