ik ben het ook niet gewend om één te zijn.
altijd dacht ik verder te moeten, geen passend stukje te zijn. altijd een beetje half alleen.
maar nu lijkt te veel nooit genoeg. we zijn één, stromen samen onder het oppervlak, maar laten elkaar meanderen.
allemaal zo anders, maar daar genieten we van. hetzelfde door ons anderszijn. bij hen hoef ik niet te doen alsof. ze zien het wel.
bij hen vond ik een herkenning van mezelf... dus dit is wat ik is.
ergens voelt mijn lichaam dat het nu thuis is gekomen, dat het is waar het hoort zijn. maar het besef is nog niet thuisgekomen, op deze plek blijft ook de vraag kabbelen.
toch tegen de rest en toch tegen mezelf. evenwel, toch?
het is een eeuwig eeuwig eeuwig gekronkel, met de twijfel ingeademd.
ja, ook uren verlopen eeuwenlang.
ach, geen probleem voor ons, we vonden elkaar toch.
en we klampen ons aan die uren vast, maken foto’s waar maar kan.
foto’s die na weken, maanden pas bekeken kunnen worden om te genieten van wat toen was en nu werd. want ‘weet je nog hoe leuk?’
we proberen vast te houden aan dat zaadje van toen, de letters, de liefde, de rolletjes in de eeuwige camera’s.
als we het vroeger uit het oog verliezen worden we meegesleurd in het nu. want dat water woelt, verleidt ons de diepte in en soms golft de horizon, gaan we kopje onder, durven we te verdrinken, het zoute water in onze neus laten branden en aan aan aan. want samen komen we toch wel weer boven, dat vertrouwen hebben we.
WE WARMEN OP, WE VERDAMPEN, WORDEN ÉÉN MET DE MIST
maar tijden veranderen. mensen.
nou eenmaal, zeggen ze.
ergens weten we wel dat dat gezond is, want het kon niet altijd zo doorgaan. we rollen rond als de wijn in onze glazen en schuimen als het gouden bier in de goedkoopste blikjes die zo graag de tijd aan zouden willen reiken. maar wij proberen het eeuwige vergaan juist te vergeten.
want ja, we slikken. we zien alles en voelen veel, met alles wat ik ik is en jou jou wordt. maar zo vervaagt het tot een haalbaar beleven waar we broodjes met pindakaas smeren onder het TL-licht en met frietjes aan het stuur door de stad fietsen.
dan zien we dat de wereld oneindig is.
want dit is wat echt echt is.
misschien maakt dat, dat delen en het niet zonder samen kunnen, het draagbaar.
het het het het het het het
het echte.
WE WORDEN VLOEIBAAR
of wat voor ons het echte is.
we weten wel dat we onder water leven, dat het op het droge land echt echt is. dat de zuurstofbubbel ooit doorgeprikt moet worden.
we weten allemaal wel dat hier een einde aan gaat komen.
hoe eerlijk we ook zijn tegen onszelf, tegen elkaar, altijd altijd zijn we bang. onder het ijs in onze aders, in het wak waar we allemaal angstvallig omheen leven.
bang om uit te glijden.
bang voor wat er zich aan de oever afspeelt, bang dat wat hierna komt nooit meer zo goed zal zijn als het toen was.
bang voor wat echt echt is.
maar helemaal nooit helemaal.
EN NU IS HET WACHTEN TOT WE SMELTEN
en de kringloop opnieuw begint.