Moet elke burger zijn DNA afstaan? Een film over de ethische problemen en privacydilemma's aan de hand van de Utrechtse serieverkrachterzaak.

Wat is de rol en het belang van DNA-onderzoek in strafzaken? De documentaire De jacht op de match onderzoekt de ethische en privacydilemma's aan de hand van de Utrechtse serieverkrachterzaak. Deze zaak zorgt vanaf midden jaren negentig voor veel onrust en ondanks een langdurig en grootschalig politieonderzoek blijft hij bijna twintig jaar onopgelost. Tot er in 2014 ineens een DNA-match is.

Zou er eerder een doorbraak geweest kunnen zijn als mensen verplicht zouden zijn DNA af te staan? Nu gebeurt dat alleen op vrijwillige basis, een verplichting heeft verregaande gevolgen voor onze privacy. Willen we dat?

Deze film over DNA-onderzoek ontstond rond een cold case zonder verdachte, maar werd begin 2017 actueel toen de verdachte in de Utrechtse serieverkrachterzaak in hoger beroep werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien jaar. Een reconstructie door regisseur Hans Pool, bekend van VPRO-reisseries als De wereld in zeven dagen, Droomland Amerika en Via Genua.

De Teledoc De jacht op de match is een productie van Submarine in coproductie met VPRO en kwam tot stand met steun van CoBO, Nederlands Filmfonds en NPO.

in het kort: de Utrechtse serieverkrachterzaak

Vooral midden jaren negentig was er in Zuidoost Utrecht veel angst voor de serieverkrachter. Daar dwong hij in bos- en weidegebieden jonge vrouwen van hun fiets en nam ze mee naar een afgelegen plek. Ondanks grote inspanning van de politie werd de dader niet gevonden. Wel werd zijn DNA-materiaal veiliggesteld.

In 2001, een half jaar nadat het politieonderzoek gesloten was, sloeg hij op gewelddadige manier opnieuw toe. Op een afgelegen fietspad in Bilthoven bedreigde hij een zestienjarige scholiere met een mes, dwong haar mee het bos in te lopen, bond haar aan een boom vast, verkrachtte haar en liet haar vastgebonden achter. Wederom werd de dader niet gevonden, maar aan de hand van DNA werd vastgesteld dat het dezelfde dader was als in de jaren negentig.

Twintig jaar na zijn eerste daad, in juli 2014, liep de Utrechtse serieverkrachter tegen de lamp. Hij werd gearresteerd voor diefstal van een lokfiets en moest toen DNA afstaan. Dat bleek overeen te komen met DNA uit drie verkrachtingszaken, waarvan sommige al dreigden te verjaren.

De man, Gerard T. geheten, stond terecht voor vier verkrachtingen. In hoger beroep kreeg hij hier begin dit jaar zestien jaar celstraf voor opgelegd. Het Openbaar Ministerie verdenkt hem van nog 22 zedendelicten, variërend van verkrachting tot aanranding, maar genoeg bewijs ontbreekt. Tijdens het hele proces heeft hij niet in de rechtszaal gesproken. Ook hij heeft hij niet meegewerkt met een psychiatrisch onderzoek.

VPRO gidsartikel

Het juiste spoor

In De jacht op de match wordt het (DNA)-onderzoek naar de Utrechtse serieverkrachter gereconstrueerd. Christianne de Poot, bijzonder hoogleraar criminalistiek aan de VU, weet alles over sporenonderzoek.

Bent u de schrik van crimineel Nederland?
‘Nee. Zeker niet. In welk opzicht?’

U leert, simpel gezegd, de politie beter opsporen.
‘Mijn onderzoek richt zich erop hoe je meer informatie uit sporen haalt. Dat zorgt er ook voor dat onterechte veroordelingen niet meer zo vaak voorkomen. Dus meer mensen opsporen, maar ook minder vaak de verkeerde opsporen.’

Net zo belangrijk.
‘Belangrijker. We hebben een systeem waarbij we het belangrijker vinden dat er geen onschuldige mensen vastzitten, dan dat er schuldige mensen vrij rondlopen.

En technieken, met name dna-onderzoeken, kunnen daarbij goed helpen. In een aantal zaken hebben rechercheurs gezegd dat ze mensen alleen hebben kunnen uitsluiten door middel van dna-onderzoek. Anders waren ze zeker verdacht geworden en was het de vraag of ze in staat waren geweest hun onschuld te bewijzen. In Nederland zijn er enkele bekende zaken waarbij politie, Openbaar Ministerie en de rechters zich relatief weinig hebben aangetrokken van het feit dat het dna van de veroordeelde niet overeenkwam met sporen waarvan het voor de hand lag dat het dadersporen waren, zoals in de Puttense en Schiedamse moordzaken. Men was overtuigd de dader te hebben, omdat ze bekend hadden. Dat de sporen iets anders uitwezen werd wegverklaard.’

Heeft u De jacht op de match gezien?
‘Ja. Mooi om te zien hoe open er door de rechercheurs en de officier van justitie wordt gediscussieerd over alle dilemma’s.’

Iets gehoord wat u nog niet wist?
‘Nee, want in Kringen rond de dader, het rapport over grootschalige dna-onderzoeken dat ik met collega Edwin Kruisbergen heb geschreven, komt de zaak van de Utrechtse serieverkrachter – geanonimiseerd – ook voor. Die zaak hebben wij toen uitgebreid bestudeerd.’

Een dader die lopende het onderzoek twee keer is bezocht, die getipt is en geen alibi heeft, maar pas jaren later door toeval wordt opgepakt. Ontluisterend.
‘Hij weigerde mee te werken aan het grootschalig dna-onderzoek. Dat mag. Weigeraars vormen een groot probleem. Het is heel logisch dat men na een misdrijf weigert dna af te staan. In zeker vijf grootschalige dna-onderzoeken bleek een weigeraar de dader van het misdrijf te zijn. Het is wettelijk vastgelegd dat je niet iemand als verdachte kunt aanmerken, puur om het feit dat hij weigert mee te werken aan zo’n onderzoek. Het is vrijwillig. Je kunt niemand verplichten aan zijn eigen veroordeling mee te werken.

Aan alcoholtesten in het verkeer moet men meewerken. Het idee daarachter is dat je een gevaar voor de verkeersveiligheid kunt vormen. Ook is uit buitenlands onderzoek bekend dat verplichte dna-testen meer weerstand oproepen dan vrijwillige. In Nederland wil bijna iedereen wel meewerken aan een vrijwillig dna-onderzoek. Het probleem van de weigeraars wordt soms opgelost doordat familieleden dna afstaan. Dat is in de Utrechtse zaak ook gebeurd. Kwam een moeder haar dna afstaan, zodat daarmee haar weigerende zoon kon worden uitgesloten. Wettelijk was dat destijds nog niet geregeld, maar het gebeurde. Ook door familieleden van mensen die in het buitenland verbleven. De dader was ook niet de enige weigeraar en dat er twee tips over hem waren binnengekomen, betekent niet zo veel. Er kwamen zo veel tips binnen.’

Uit De jacht op de match bleek dat prutswerk van een profiler het politieteam parten heeft gespeeld.
‘Daar was ik wél zeer verbaasd over. Wat ik mij herinner was dat men niet zo veel met de bevindingen van de profiler had gedaan. Ik vraag me sowieso af of die profielen kloppen, want vaak blijken daders keurige huisvaders. Het probleem is dat dit soort profielen wordt opgesteld aan de hand van opgeloste misdrijven. En welke misdrijven worden opgelost? De misdrijven die naar de usual suspects leiden. Bij de moeilijk oplosbare zaken voldoen de daders misschien niet aan de standaard- ideeën die wij hebben over verknipte personen; dat maakt ze moeilijker oplosbaar.’

‘Er is discussie over een nationale DNA-databank. Slecht plan, je krijgt allerlei matches op personen die niets met de zaak te maken hebben, want we sproeien overal ons DNA rond.'


Bij zedenmisdrijven is er altijd een groep usual suspects.
‘Die groep komt altijd als eerste in beeld en wordt ook gericht benaderd vanwege hun antecedenten. Dat moet voorzichtig gebeuren, want familieleden weten daar niet altijd van. De samenstelling van de groep voor dna-onderzoek kan zeer verschillend zijn. Zo zijn eens zo veel mogelijk bezitters van een bepaald type petje hiervoor benaderd. En na de vondst van katten- haren bij een slachtoffer, alle bezitters van een zwarte kat in een bepaald gebied.’

Een beetje crimineel laat geen vingerafdrukken meer achter.
‘Tenzij die impulsief handelt.’

En in de toekomst misschien ook geen DNA meer.
‘Dat probeert men ook. De Utrechtse serieverkrachter liet, dacht ik, in eerste instantie wel sperma achter, naderhand niet meer. De meeste verkrachters dragen tegenwoordig condooms. Die denken daarover na. Maar vaak zijn er haren. Of het slachtoffer heeft door zich te verweren, dna van de dader tussen het nagelvuil. Toch zijn er maar weinig ernstige delicten waarbij je een grootschalig dna-onderzoek kunt doen. Soms omdat goed dna-materiaal ontbreekt, maar vaker omdat het niet duidelijk is of het wel van de dader is. Er zijn op een plaats delict veel sporen die niet gerelateerd zijn aan het misdrijf. Er is discussie over een nationale dna-databank. Slecht plan, want dat leidt tot ongelooflijk veel ruis in alle onderzoeken. Je krijgt allerlei matches op personen die niets met de zaak te maken hebben, want we sproeien constant en overal ons dna rond. En ook dat van degene die bijvoorbeeld naast je in de trein heeft gezeten. Ik ben voor een relatief kleine dna-databank met de ususal suspects, niet met alle Nederlanders. Anders ben je zelfs in relatief kleine zaken constant bezig onschuldige mensen uit te sluiten en moet iedereen voortdurend zijn onschuld bewijzen. Dat was juist niet ons idee van een rechtstaat.’

Zou u als dader meewerken aan een DNA-onderzoek?
‘Nee, natuurlijk niet. Maar ik weet ook niet of ik mee zou doen als ik geen dader ben.’

Waarom niet?
‘Ik ben nogal op mijn privacy gesteld. En ik weet ook dat ze met mijn dna eventueel mijn kinderen kunnen in- of uitsluiten bij een onderzoek. Mijn medewerking zal sterk afhangen van de manier waarop ze het zouden brengen, de aard van het misdrijf en de manier waarop ik in beeld was gekomen.’

'Het is veel veiliger om je partner te vergiftigen als je weet dat hij of zij gecremeerd wordt.'


Demissionair minister Schippers van Volksgezondheid wil in de toekomst het medisch DNA-archief beschikbaar stellen aan justitie.
‘Daar ben ik heel erg tegen. Want waarom laat ik materiaal achter in het ziekenhuis? Omdat het belangrijk is voor de gezondheidszorg dat materiaal bewaard wordt voor medisch onderzoek. Het is niet bedoeld om daarmee misdrijven mee op te lossen. Ziekenhuizen zouden dan net als telecommaatschappijen veel strikter worden in het vernietigen van materialen. Lijkt mij erg slecht voor het medisch onderzoek. Patiënten zeggen straks: vernietig het maar, anders gebruikt justitie het. Of ouders laten hun kind geen hielprikje meer geven, omdat ze via verwantschapsonderzoek als misdadiger in beeld kunnen komen. Terwijl dat voor het kind wel belangrijk is. Daar ben ik reuzebang voor. Heel bijzonder dat Schippers dit heeft gezegd. Als je dit wettelijk vastlegt heb je een probleem en is de grens al verschoven.’

Lees onder de afbeelding verder

Misdadigers schijnen vanwege DNA-onderzoek een voorkeur te hebben voor cremeren.
‘Ik zou het wel doen. En wanneer je iemand vergiftigt, is het heel handig om te weten of hij gecremeerd wordt. Er is nu ook discussie of bloed van overledenen moet worden afgenomen om toxicologisch onderzoek te kunnen doen, voordat ze in de oven gaan. Het is veel veiliger om je partner te vergiftigen als je weet dat hij of zij gecremeerd wordt.’

Ik zal niet zeggen goede tip, maar onthou hem wel.
‘Criminelen nemen hun geheimen liever mee in de oven dan in het graf.’

'Willen weten hoe het zit en kijken of je de sporen nog kunt vinden, daar houd ik van.'


Vorig jaar stond u op Lowlands.
‘Om onderzoek te doen, en dat heeft veel bruikbare data opgeleverd. We doen allerlei onderzoek. Zo onderzoeken we via een groep eindexamenkandidaten of we stresssporen van andere sporen kunnen onderscheiden. Dat kan weer daderinformatie opleveren. Op Lowlands hebben we onder meer onderzocht welke chemische informatie we uit vingersporen kunnen afleiden. Zoals geslacht, wat men gegeten of gedronken heeft en drugsgebruik. Daarnaast hebben we er proeven gedaan met kussens. Festivalbezoekers werd gevraagd om een pop met een kussen te smoren en een kussen te verschonen. Zo onderzoeken we of de smoorsporen en de verschoningsporen van elkaar onderscheiden kunnen worden. Want vaak is het verhaal: ik was wel bij dat bed, maar alleen om het te verschonen. Iets vergelijkbaars hebben we gedaan met het gebruik van messen. Zo leer je welke sporen delictgerelateerd zijn en welke niet, en dus welke sporen van een dader kunnen zijn.'

U zou vast een goede crimineel zijn.
‘Dat weet ik niet, maar het is erg leuk om reconstructief na te denken over een sporenbeeld. Vaak zijn er heel veel verklaringen voor aangetroffen sporen en het is interessant om te kijken hoe je die kunt inperken. Ik was een keer mijn horloge kwijt, omdat ik daar altijd mee zit te spelen. Maar ik wist niet meer of ik hem wel had omgedaan voordat ik de deur uit ging. Keek er een forensisch rechercheur naar mijn pols en die zei: “Je hebt hem net nog omgehad. Die moet hier dus nog ergens liggen.” Hij zag de indruksporen. Willen weten hoe het zit en kijken of je de sporen nog kunt vinden, daar houd ik van.'

Bekijk ook