De skaters van Havana
Radio 1-Sportzomer-docu van Maartje Duin
donderdag 21 juli, 13.45-14.00 uur, NPO Radio 1
Om skaters in het land van zijn ouders te helpen, heeft Rene Sugar Lecour, tot voor kort manager van een skatepark in Miami, sinds 2010 duizenden tweedehands skateboards naar Cuba gebracht.
Het is de eerste zomerdag in Havana en de argeloze voorbijganger op de Avenida Salvador Allende kan getuige zijn van een wonderlijk tafereel. Het verkeer wordt opgehouden door een kluwen jongeren. Sommigen zijn nog kind, anderen al jonge mannen, hun lichamen met piercings en tatoeages versierd. Ze hebben hun armen uitgestrekt en hun blik verwachtingsvol naar boven gericht. Daar, tussen de zuilen van een balkon, staat een teddybeerachtige figuur met een baard. Met een groots gebaar gooit hij telkens iets van het balkon af. T-shirts, petjes en stickers dwarrelen naar beneden. De jongens duwen, schreeuwen, trekken, als eenden om een stuk brood. Wie een pet in veiligheid heeft gebracht, doet een tweede poging voor een sticker. Een oudere dame waagt zich in de menigte – ‘Voor mijn kleinzoon!’ – maar grijpt mis. Een t-shirt blijft hangen in de takken van een boom en wordt net zo lang met schoenen bekogeld tot het valt. Dit zijn de skaters van Havana. Vandaag zijn ze in de skateboardhemel beland, en de man op het balkon is hun God.
De skater op Cuba heeft het niet makkelijk. Op het hele communistische eiland is geen skatewinkel te bekennen. Wie zijn skateboard breekt, kan maanden zonder zitten – ‘de donkere maanden’ noemen skaters dat. Online worden Cubaanse creditcards niet geaccepteerd. Bovendien: een skateboard kost al gauw meer dan het gemiddelde maandsalaris van vijftien euro.
skateboarddiplomatie
Enter Rene Sugar Lecour. Hij was tot voor kort manager van een skatepark in Miami. in 2010 richtte hij stichting Amigo Skate op om skaters in het land van zijn ouders te helpen. Sindsdien heeft hij, samen met een team van vrijwilligers, duizenden tweedehands skateboards naar het eiland gebracht. ‘Voordat Obama de banden met Raúl Castro aanhaalde, mocht je Cuba als Amerikaan alleen bezoeken als je familie had,’ vertelt hij. ‘Maar niemand controleerde dat, dus daar hebben we ruim gebruik van gemaakt.’
Amigo Skate organiseerde concerten, skateboardwedstrijden en -lessen. En probeerde Amerikaanse skateboardwinkels en skateboardmerken voor de goede zaak te winnen. Eerst ging dat moeizaam, zegt Sugar Lecour. ‘Ze kunnen hier niets verkopen.’ Maar het verhaal van zijn ‘skateboarddiplomatie’ bleek mediageniek in het licht van het historische bezoek van Barack Obama. Nu maken Cubaanse skaters ook kans op een gloednieuw, gesponsord skateboard.
Daarmee zijn ze er echter nog niet. Wie in Havana zijn kickflips, grinds en 360s wil oefenen, kan op weinig plekken terecht. Er is één skatepark, jaren geleden aangelegd met sponsorgeld van het energiedrankje Red Bull. Maar de betonnen hellingen zitten vol scheuren en de metalen rails zijn verroest. Het park heeft al een paar keer plaats moeten maken voor bouwprojecten. Skaters legden zelf het geld bij elkaar om het zware materieel in vrachtwagens naar een andere locatie te verplaatsen. Want van de overheid moesten ze het niet hebben.
En dat, benadrukt Sugar Lecour, is waar hem de schoen wringt. Het land dat de ene na de andere Olympische medaille binnensleept voor boksen, atletiek en honkbal, waar Fidel Castro sport tot ‘recht van het volk’ heeft verklaard en om de paar stratenblokken een openlucht fitnessruimte, volleybal- of voetbalveld staat, heeft sporten streng gereguleerd. Skateboarden is geen officiële sport en dus zijn de skaters overgeleverd aan een willekeurig gedoogbeleid. Soms krijgen ze een boete. Soms wordt hun skateboard in beslag genomen en zien ze het nooit meer terug.
perfecte skatespot
‘Kijk, daar hangt de camera.’ Een dag eerder. Fabian (22) wijst naar het balkon van een koloniaal huis aan de rand van de Paseo del Prado. Met het gladde plaveisel en ingebouwde marmeren bankjes vormt de promenade de perfecte skatespot. ‘Eerst hadden ze twee camera’s, maar toen moesten ze bezuinigen. Nu staat hij de ene dag de ene kant van het Prado op, en de andere dag de andere kant. Dan zetten ze op dit deel twee agenten neer – tja, die zijn kennelijk goedkoper dan een camera. Met sommigen kan ik goed omgaan. Maar soms heb je pech. Zo ben ik al drie skateboards kwijtgeraakt.’
Fabian – bont betatoeërd, neus- en bovenlippiercing, een blonde lok in zijn kroeshaar – geldt als een van Havana’s beste skaters. Als hij niet op wieltjes door de stad rolt, spuit hij graffiti: ironische afbeeldingen van een personage met een bivakmuts, gesigneerd met ‘2+2=5’. ‘Cubanen hebben weinig, maar we maken er wat van,’ legt Fabian uit. Hij ziet zijn werk als straatkunst. ‘Ik vraag altijd aan de mensen of ik de muren van hun huis mag gebruiken. Het is particulier bezit, dus wie kan er dan nog op tegen zijn?’
De politie, ondervond hij al snel. ‘Ze kwamen me thuis ondervragen omdat mijn tekeningen contrarevolutionair zouden zijn. Ze dreigden met een jaar gevangenisstraf.’
Fabian bond in. Hij maakt nu schilderijen, die verkocht worden in een galerie. ‘Natuurlijk, hier verdien ik geld mee, maar ik zou liever willen dat mijn werk door meer mensen wordt gezien.’ Extra frustrerend vond hij het dat daags voor het bezoek van Obama talloze tekeningen van zijn hand uit het straatbeeld verdwenen. ‘Ze dachten zeker dat ik met die bivakmuts een terrorist bedoelde. Maar mijn personage staat voor de anonieme Cubaan.’
Op zijn skateboard kan Fabian zijn zorgen even achter zich laten. ‘Als ik in de lucht spring, voel ik me vrij.’ Door uit te blinken in de sport hoopt hij eindelijk iets van de wereld te zien. Voorlopig is zijn actieradius beperkt. De reisbeperkingen voor Cubanen mogen zijn versoepeld, ze hebben nog altijd een visum van het te bezoeken land nodig. ‘Een Californisch merk wilde me sponsoren. Ik moest voor een interview naar de Amerikaanse ambassade, maar ze lieten me niet gaan.’
naar de vs
‘Bijna alle skaters die ik ken, willen naar de VS,’ zegt Rene Sugar Lecour. Velen wagen de oversteek illegaal. Ze gaan direct over zee, of over land via Ecuador, Midden-Amerika en Mexico. Een tocht die weken, soms maanden kan duren. Eenmaal in Miami, waar het gros van de Cubanen woont, kunnen de skaters zich niet meten met Amerikanen die zijn opgegroeid tussen de verts en halfpipes.
‘En ja, dan moet de huur betaald worden. Hun dromen over professioneel skateboarden veranderen in nachtmerries over afwassen,’ lacht Rene. ‘Het eerste jaar zijn ze vaak depressief. Logisch: de overgang van een hechte gemeenschap in Cuba naar een eenzame grote stad is groot. Ik probeer ze er wel eens van te doordringen dat het in Amerika niet allemaal rozengeur en maneschijn is. Maar het droombeeld van een land waar alles beter is, blijft.’
Zo bezien is het natuurlijk verdacht wanneer, zoals nu gebeurt, een zelfverklaarde weldoener in hartje Havana Amerikaanse vlaggetjes rondstrooit. Elk stratenblok in Cuba heeft een Comite de Defensa de la Revolución: een buurtwacht die contrarevolutionaire –- of mogelijk contrarevolutionaire – activiteiten rapporteert. Ze hebben gebeld, de politie is in aantocht. Sugar Lecour, inmiddels uit zijn huis gekomen, wacht hun oordeel niet af. ‘Vámonos!’ roept hij, ‘wegwezen!’ Hij pakt zijn skateboard en zet af.
Tientallen skaters volgen zijn voorbeeld en zo rollen ze in een grote sliert door de stad. Daar gaat Belkis, die met haar zestien jaar de beste vrouwelijke skater van het land wil worden. En kijk, dat is Asiel, de langharige yogi die gelooft dat je als Cubaanse skater in Cuba zo veel obstakels moet overwinnen, dat je er spiritueel van groeit. Daar gaat Gochie, die zijn vader in Spanje mist, en snel met een Europees meisje wil trouwen om hem onbeperkt te kunnen bezoeken.
De afgelopen tijd is er veel over deze generatie gespeculeerd. Zullen ze Cuba verlaten, om uit het niets een nieuw leven te beginnen in een ander land? Of aanvaarden ze de last die op hun schouders drukt: hun land opbouwen op de puinhopen van 57 jaar Revolutie? En hoe moet dat land er dan uitzien?
olympische sport
Vandaag, op Internationale Skateboard Dag, hoeven ze die vragen niet te beantwoorden. Slalommend gaat het om de gaten in het wegdek heen, met een grote grijns door het rode licht. Tussen bussen en fietstaxi’s door, in de uitlaatgassen van oude Buicks en Chevrolets, langs de statige koepel van het Capitool. ‘Contento, contento, contento!’ giert een van hen het uit.
De politie laat ze gaan. Ziet door de vingers dat ze, bij wijze van wedstrijd, over een verroest boomrooster springen. Staat toe dat hun vriend uit Miami poseert met een Amerikaanse en een Cubaanse vlag. Laat de stoet verder trekken langs de Malecón boulevard, met de wind in de haren en de zee in de neus. Naar het monument van onafhankelijkheidsstrijder Maceo met de vele sokkels en trappen – alsof het speciaal voor hen is gebouwd, een eeuw geleden. Er gaan geruchten dat skateboarden in 2020 een olympische sport wordt. Wie weet mogen er een paar van ons naar Tokio, zingt het door de groep. Wie weet.
Maar een dag later staat Fabian alweer te onderhandelen met een agent op de Paseo del Prado. ‘De camera staat deze kant op gericht,’ mokt hij, ‘en dit is een agent uit een ander gebied. Ik ken hem niet, hij doet moeilijk.’ In het bed & breakfast van Rene Sugar Lecour blijkt de politie langs geweest, de volgende morgen komt de immigratiedienst. De buurtwacht heeft hem ervan beschuldigd geld en anti-Castro pamfletten aan de kinderen uit te delen. Zijn stichting zou ‘chaos in de sportgemeenschap’ veroorzaken. Urenlang worden Sugar Lecour, zijn team en de eigenaren van hun bed & breakfast ondervraagd. De rest van hun verblijf op het eiland houden twee agenten hen in de gaten.