Regisseur Kim Faber onderzoekt de oorsprong van haar angsten: hebben die te maken met het oorlogsverleden van haar opa?

Woord: Niet mijn oorlog
NPO Radio 1, 02.00-07.00 uur

‘Ik ken de oorlog niet. Wel de gevolgen.’ Deze regels, de eerste twee uit het boek De zwijgende vader van schrijfster Jill Stolk, maakte Flip ‘ziek’ en ‘aan het janken’. Flip, een man van in de vijftig, is de zoon van Ine Stoltenborg Indorf. In een radioreportage van Dichtbij Nederland uit 2014 delen Ine, Flip, en zijn dochter Linneke hun verhaal met de luisteraars. De zinnen uit Stolks werk gingen bij Flip door merg en been. Hij wist het meteen: ‘Het boek gaat over mij, over de tweede generatie.’

Ine legt in de reportage uit dat ze toen ze jong was de oorlog in Nederlands-Indië overleefde als zogenaamde ‘buitenkamper’. Japan bezette in 1942 Nederlands-Indië. In datzelfde jaar capituleerde het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). Nederlanders werden vervolgens in interneringskampen geplaatst, maar voor diegenen die konden aantonen dat ze Aziatische voorouders hadden, was het mogelijk om buiten de ‘Jappenkampen’ te (over)leven. De ‘buitenkampers’ waren vogelvrij en de Japanners verkrachtten, moordden en mishandelden. Er was honger en na de bevrijding waren er jonge Indonesiërs, zoals de Pemoeda’s, die Indische Nederlanders afslachtten.
Hier ontstonden de krassen op Ine’s ziel. In de jaren die volgden praatte men thuis niet over de oorlog. Gevoelens werden weggestopt. Onderbewust gaf Ine die manier van in het leven staan door aan haar zoon Flip. Het uitschakelen van emoties bezorgde Flip een poos lang moeilijkheden.

Ik ken de oorlog niet. Wel de gevolgen.

Jill Stolk, 'De zwijgende vader'

Angsten

De moeder van Kim Faber behoort net als Flip ook tot die ‘twee generatie’. Ze heeft last van allerlei angststoornissen, zoals pleinvrees en, net als haar oudere broer en zus, vertrouwt ze onbekenden nooit direct. Bovendien is de kans om ontvoerd te worden groot, vreesde ze jarenlang. En dus gaf ze haar dochter Kim toen die nog klein was regelmatig een weerbaarheidstraining in de vorm van een rollenspel: moeder deed alsof ze een potloodventer was en Kim moest daar ‘assertief tegen optreden’. Kim dacht daardoor dat het normaal was om ontvoerd te worden. Nu denkt ze daar anders over, maar ook zij heeft last van angsten. In de radiodocumentaire Niet mijn oorlog gaat Kim, inmiddels 25 jaar oud, op onderzoek uit. Waar komen die angsten toch vandaan? De luisteraar hoort Kim en haar moeder de zolder op gaan en koffers doorspitten. Ze vinden oude albums met foto’s uit Nederlands-Indië. Opa, die Kim nooit heeft gekend, blijkt in het KNIL-leger tegen de Japanners te hebben gevochten. Bij Kims moeder komen de herinneringen boven. Haar vader vertelde dat hij in de oorlog oog in oog kwam te staan met een Japanse soldaat. Het was doden of gedood worden. Opa schoot en maakte het samoerai-zwaard van de Japanse krijger buit. Ook kwam hij op een dag aan op een plek waar veel inheemse kinderen speelden. Een van hen gooide een voorwerp richting de KNIL-militair. Het bleek een granaat te zijn.

De oorlog had duidelijk zijn sporen achtergelaten bij haar vader, vertelt Kims moeder haar. Eenmaal in Nederland leed de oud-soldaat aan psychoses. Het werd een man met depressies en een woedeprobleem. Liggen hier de wortels van de manier waarop Kims moeder later met haar eigen kinderen is omgegaan? Iets te controlerend, een beetje te beschermend, wellicht te weinig vertrouwen hebbend in anderen? In het kleine en eerlijke audioportret van Kim is het aan de luisteraar om te beoordelen of een oorlog voor iemand een afgesloten hoofdstuk is, of – bewust of onbewust – toch doorgegeven wordt aan volgende generaties.