Hij hangt nu op de bank bij zijn ouders in Delft, net uit school, de rekenmachine nog in zijn hand. Puck heeft een emulator geschreven die de rekenmachine nadoet in zijn browser. Dat systeem kan ook op de rekenmachine zelf. Puck sluit het apparaat aan op zijn met stickers beplakte laptop. Binnen enkele seconden begint het scherm van de rekenmachine te flikkeren. De rekenmachine is gehackt, je kunt er nu veel meer mee uithalen dan sommetjes maken. Pac-Man spelen bijvoorbeeld.
een prima geslaagd exemplaar
Hij is amper vijftien jaar, maar de firma Google heeft hem al in het vizier. Puck Meerburg is een IT-wonderkind, alleen begrepen door collega-nerds.
Oude technologie
Leuk, die ongein, maar ondertussen snapt Puck programmeren beter dan iedere andere taal, zonder er ooit een dag les in te hebben gehad – en dat is best serieus. Zijn ouders hadden wel door dat Puck als kind al goed met computers was. Maar hij is het oudste kind thuis, er was dus niet echt vergelijkingsmateriaal. ‘Heel veel kinderen zijn goed met computers,’ schokschoudert zijn moeder Marjolijn de Haan. Toen Puck tien was, schreef ze hem in voor een cursus programmeren voor de iPhone bij de Universiteit van Leiden. Marjolijn: ‘Daar zag ik pas hoe goed hij echt was. Hij had nog nooit iets met een iPhone gedaan, maar hij snapte het allemaal. Hij begrijpt de metalanguage, de taal die alle programmeertalen met elkaar verbindt.'
Op het moment is Puck vooral gefascineerd door oude technologie. ‘Ik zit veel op IRC’, legt hij uit, inmiddels nog verder onderuitgezakt op de bank, pielend op zijn laptop naast hem. IRC staat voor Internet Relay Chat, een chatsysteem bedacht in 1988, ‘en zo ziet het er ook uit,’ zegt Puck. ‘Tekst met een beetje kleur. Dat is het mooie ervan. Het is superhandig, want heel simpel. Je zou dit systeem kunnen implementeren in een taal met maar acht verschillende tekens en karakters. Dat heeft iemand ook ooit gedaan, en die taal heet Brainfuck. Je hebt dan min, plus, pijltje naar rechts, pijltje naar links, haakje open, haakje sluiten, punt, komma. Iemand heeft vervolgens een IRC-bot geschreven. Wat er gebeurt: je stuurt een bericht naar de server, de server stuurt een bericht naar de bot, de bot ziet dat bericht, ‘oh hey, dit is een punt-bericht, dat moet ik verwerken’… Als het allemaal werkt, heb je een verbinding. Alles wat je in tekst kunt, kun je ook in code doen. Handig. Als je een YouTube-filmpje linkt, kan de ontvanger bijvoorbeeld meteen zien hoe vaak het bekeken is, hoeveel likes het heeft, et cetera, zonder op het linkje te klikken. Veel mensen sturen linkjes, en dan moet je weer naar YouTube toe. Het is veel handiger als een robot het allemaal al bekijkt. Daarnaast geeft het aan dat mensen heel veel kunnen doen met maar een klein beetje code. Dat is de uitdaging en een deel van de kick.’
Die kick kan Puck alleen met zijn online vrienden op IRC delen. Thuis begrijpen ze hem niet, op school ook niet. ‘Ik weet waar hij mee bezig is, maar wat er verder in zijn hoofd speelt is voor mij heel vreemd,’ zegt zijn moeder. ‘Niemand kan zijn eigen kind 100 procent doorgronden maar Puck valt wel erg buiten de schaal.’
Waar hij wel helemaal op zijn plek valt, is bij Google. Puck deed vorig jaar mee met de Google Code-In, een wedstrijd waarbij jongeren tussen twaalf en achttien programmeurstaken moesten voltooien. Twintig winnaars mochten op bezoek bij Google. Geen headhunting, verzekert Marjolijn, maar wel een manier voor het bedrijf om jonge talenten in het vizier te krijgen. Google ziet Puck wel zitten en heeft hem verzekerd dat hij een aanbevelingsbrief van het bedrijf krijgt wanneer hij dit zou willen. ‘Puck was echt een puppy daar bij Google tussen die negentien andere jonge programmeurs,’ vertelt Marjolijn. ‘Dolenthousiast. Met wat hij nu kan, kan hij daar al prima aan het werk. En hij is nog maar vijftien. Laat staan wanneer hij straks achttien is en nog meer heeft geleerd.’
regisseur aan de keukentafel
Chris Kijne spreekt met regisseur Tessa Boerman over haar documentaire 'Puck en het raadsel van de codes'.