EénVandaag-verslaggever Simone Timmer regisseerde na meerdere reportages over misstanden in de Nederlandse vleesindustrie, zoals over het verzwegen gebruik van geslachte paarden, nu deze documentaire. ‘Ik dacht dat het gros van de daar werkzame mensen bestond uit Poolse mannen van een jaar of veertig, vijftig,’ vertelt ze. ‘Maar tot mijn verbazing zag ik ook steeds heel jonge meisjes. Ik wilde weten hoe dat zat.'
Bij de productie van goedkoop vlees maken producenten en consumenten vuile handen.
3Doc: Meisjes van de vleesfabriek
NPO 3, 21.00-21.50 uur
Wie geen dieren eet heeft zich doorgaans geïnformeerd over hoe het eraan toe gaat in de vleesindustrie. Die zal dus niet opkijken van de rijen en rijen op hun kop (aan vrijgemaakte nekwervels) bungelende blote varkens. Voor iedereen die wel nog altijd vlees van de supermarkt of kiloknaller koopt, is Meisjes van de vleesfabriek wellicht het moment om te ontwaken. En het eigen aandeel te zien in het spoor van leed en destructie dat de productie van goedkoop vlees trekt. Want wie dat koopt, investeert. In oneerlijke en ongezonde arbeidsomstandigheden, in heimwee en verdriet en in, o ja, dierenleed.
Na heel veel moeite – via Poolse organisaties, door bij de poort van de fabriek te gaan staan, via internet, in Poolse discotheken – wist Timmer het vertrouwen te winnen van drie van hen: Dorota (19), Malwina (21) en Justyna (27). Zij vertellen waarom ze hier zijn (geld), hoe hun werk is (vies en zwaar), laten zien waar ze wonen (in vakantiehuisjes) en nemen Timmer mee op familiebezoek (op het Poolse platteland). Bovendien stond de werkgever van Malwina, Vion in Boxtel, toe dat er opnamen in de varkensfabriek werden gemaakt. ‘Na alle schandalen is daar geconcludeerd dat het misschien goed is om wat transparanter te zijn.’
Timmer, geen vegetariër, is geïnteresseerd in hoe wat wij eten gemaakt wordt. ‘In de vleessector zoekt men enorm de onderkant van de markt op.’ Opvallend is dat de geportretteerde – geschoolde – meisjes, die de wereld gingen veroveren, thuis niet vertellen hoe hun (arbeids)leven is. ‘Dat is het klassieke gastarbeiderverhaal: net doen alsof het fantastisch is, terwijl alles tegenvalt. Ze zijn van de regen in de drup gekomen.’
Die drup maakt het vooralsnog waard. Al stinken ze naar varken, zwellen hun handen op van de kou en zijn ze afhankelijk van tijdelijke contracten. Want met hun gehate werk verdienen ze hier drie keer meer dan in Polen. Dankzij alle investerende consumenten.