De stad Rome was bepalend voor Pier Paolo Pasolini’s ontwikkeling als controversieel filmmaker, schrijver en criticus van de Italiaanse samenleving.

Pasolini – Passion Roma 
Arte, woensdag, 21.50-22.45 uur

Toen Pier Paolo Pasolini op 28 januari 1950 met zijn moeder in Rome aankwam, was hij ‘zo arm als een kat in het Colosseum’ – zoals hij in een van zijn beroemdste gedichten schreef. Na zijn studie in Bologna kwam hij op 28-jarige leeftijd in een straatarme buitenwijk van Rome te wonen: een wereld die hij totaal niet kende en die hem inspireerde tot zijn novelle Ragazzi di vita (1951). In het Rome van de jaren vijftig werd Pasolini al snel een vooraanstaande figuur, bewonderd en gehaat, die aan de kaak stelde hoe het proletariaat door de elites was verbannen naar de zogenaamde borgate, sloppenwijken aan de rand van de stad. Ondertussen werd hij ingehuurd door cineasten als Fellini en Bolognini om scènes te schrijven over prostituees, pooiers en andere randfiguren – totdat hij het leven van zulke accatoni, ‘schooiers’ of ‘bedelaars’, zou schetsen in zijn debuutfilm Accatone (1961).

Accatone

De tentoonstelling ‘Pasolini Roma’ in de Parijse Cinémathèque onderzoekt die relatie van Pasolini met de stad Rome. De ontdekking van Rome was een ‘emotionele en esthetische schok’ voor Pasolini, schrijft curator Alain Bergala van de tentoonstelling, en ‘het fundament van zijn hele oeuvre’. De tentoonstelling ‘Pasolini Roma’ in Parijs loopt nog tot 26 januari en inmiddels maakte Bergala ook een documentaire voor Arte met de titel Pasolini – Passion Roma, die Arte vandaag uitzendt. ‘Als je Pasolini’s banden met Rome bekijkt, duik je diep in alles wat hem maakt tot wie hij is: vriendschap, literatuur, politiek, liefde, seks, cinema.’ De documentaire benadert Pasolini niet alleen als filmmaker, maar vooral ook als intellectueel en observator van de Italiaanse samenleving, met de stad Roma als arena, waar hij door de media vaak bekogeld werd vanwege zijn afwijkende standpunten. In de jaren zestig en zeventig ontstaat de nationale televisie, het begin van de Berlusconi-cultuur, de kleinburgerlijke eenheidsworst. Pasolini’s films kun je zien als een tegengif tegen deze tv-indoctrinatie waarover Erik Gandini met Videocracy (2009) een prachtige documentaire maakte.

Volgens sommigen is Pasolini de meest controversiële filmmaker van de twintigste eeuw, die thema’s uitkleedde zoals de kerk, seksualiteit en (de perversiteit van) macht. In Teorema (1968) wordt een Milanese familie ontregeld door een mysterieuze vreemdeling en Maria Callas speelde de hoofdrol in zijn Medea (1969), voordat Pasolini zich toelegde op verfilmingen van Boccaccio en Chaucer – Il Decameron (1971) en I racconti di Canterbury (1972) – waarin mooie mannen in middeleeuwse strakke broeken rondhuppelen. Dat zijn eigenlijk nog zijn vrolijkste films, want meestal is Pasolini even pessimistisch over de mens als zijn strenge, bijna angstaanjagende Jezus uit Il vangelo secondo Matteo (1964). In Mamma Roma (1962) vertelt Pasolini het treurige verhaal van een hoer van middelbare leeftijd, die met haar spaargeld een fruitkraam wil openen om haar zoon een betere toekomst te bieden.

Zijn beroemdste film is waarschijnlijk Salò o le 120 giornate di Sodoma (1975) – die verfilming van het werk van de Marquis de Sade veroorzaakte een schokgolf en is nog steeds ongeëvenaard gruwelijk. In datzelfde jaar werd de marxistische en homoseksuele Pasolini vermoord op een strand in Ostia, bij Rome. Een zeventienjarige jongen werd veroordeeld voor de moord, maar de precieze toedracht bleef onduidelijk en is dat nog steeds, ondanks ‘nieuwe feiten’ die in 2005 aan het licht kwamen. Wie was Pasolini nu echt? Zowel in de tentoonstelling als in zijn documentaire hoopt Bergala ons een beeld te geven van Pasolini als een man met een ‘ongelofelijke vitaliteit’ en een filmmaker en denker die nog steeds actueel is. Rome is daarbij het vertrekpunt, als een stad waar, net als in Pasolini’s films, mythe en realiteit elkaar voortdurend kruisen.