Seks en de zonde
Zondag, Nederland 2, 20.15-21.05 uur
Eind 2010 stapte Femke Halsema op als partijleider van GroenLinks en zegde ze de Tweede Kamer vaarwel. Het idee voor de documentaireserie Seks en de zonde ontstond niet lang daarna, toen producenten Gijs van de Westelaken en Harry de Winter vroegen of ze ‘niet iets voor televisie wil doen’.
Halsema: ‘Aanvankelijk had ik daar helemaal geen zin in. Ik was jarenlang talking head geweest op televisie, dat wilde ik niet nog eens herhalen.’ Ze besloot toch een serie te maken, over een onderwerp dat haar al jaren bezig houdt: de emancipatie van islamitische vrouwen. De eerste aflevering van de zesdelige NTR-serie Seks en de zonde begint met een biecht van Halsema. Ooit heeft ze in een interview gezegd dat, hoewel ze ieders keuze respecteert, ze het jammer vindt dat vrouwen zich met een hoofddoek bedekken. ‘Zeker als dat is omdat ze denken dat ze daarmee mannen uitlokken.’ Het komt haar op felle kritiek te staan, onder meer van ouders op de (zwarte) school van haar kinderen. Kort daarna zit ze voor haar huis in Amsterdam-Oost op een bankje, als een van top tot teen gesluierde vrouw langsloopt. ‘Ze keek me aan en zei in plat Amsterdams: ‘Leuk doekje hè!’ Daar moest ik heel hard om lachen, het wees me erop dat ik niet te makkelijk met vooroordelen moet komen over wat er onder die hoofddoek schuilgaat.’
Voor Seks en de zonde wilde Halsema vrouwen in de islamitische wereld portretteren die op hun eigen manier invulling geven aan hun geloof. Ze riep direct de hulp in van Hassnae Bouazza, programmamaker en schrijfster van Arabieren kijken (2013) en uiteindelijk regisseur van deze serie. ‘Zij heeft kennis van de Koran, de Arabische taal en de popcultuur in de Arabische wereld. Dat was belangrijk, want ik wilde in beeld brengen hoe vrouwen nu leven en niet zo’n duizend-en-een-nachtsprookje presenteren. Bovendien ben ik me er van bewust dat ik een buitenstaander ben in de islam. Je moet dan zorgen dat je niet aanmatigend of veroordelend bent. Ik heb natuurlijk wel een opvatting over de onderdrukking van vrouwen, tegelijkertijd moet ik me niet gaan verbeelden dat ik als buitenstaander islamitische vrouwen kan emanciperen.’
Hassnae Bouazza: ‘Daar erger ik me zó aan in het islamdebat in Nederland: van die blanke feministen met zo’n vingertje, die denken te kunnen bepalen wat goed is voor moslima’s en zeggen dat je pas geëmancipeerd bent als je je hoofddoek afdoet. Waar halen ze het vandaan om die vrouwen zo meelijwekkend te benaderen?’