Vlak voor ik naar Palermo ga, vertelt iemand me zijn herinnering aan Palermo. Dat hij in een ogenschijnlijke achterbuurt een chic geklede dame op hoge hakken zag lopen en hoe om haar heen jongetjes renden die vuurwerk afstaken; de vrouw vertrok geen spier.
'Aha,' zeg ik, 'Prinsjesdag.' Want meteen denk ik aan de paarden op Prinsjesdag die in de dagen ervoor op het strand oefenen om rustig te blijven, terwijl er om hen heen rotjes worden afgeknald en ze kalm voort moeten stappen langs hele schoolklassen gillende kinderen.
Eenmaal in Palermo, blijken we midden in de stad te logeren. Als de balkondeuren openstaan boven de terrassen in onze straat is het alsof ons bed in een restaurant staat en ik denk aan een paardje op Prinsjesdag.
Als je in Palermo een willekeurige straathoek omslaat, kun je een vuilnisbelt treffen of een palazzo, een kapotte flat of een kathedraal, het is niet te voorspellen. Ik probeer het een paar keer, maar als ik zeker weet vuilnis te zullen zien, tref ik het populairste terras van de stad en andersom. Hoe kleedt men zich daarop? Zoals alle dames in Italië: goed. Ook mijn hakken worden elke dag iets hoger. Ik moet oefenen, ik ben een paardje op Prinsjesdag. Overdressed zijn is geen probleem. Op elke hoek kan immers iets prachtigs verschijnen, en dan wen je er maar aan om ook in je mooiste jurk de vuilniszakken te omzeilen, je aan de arm van je lief vast te klampen en bevallig over een modderplas te stappen. Dit alles in rustig tempo, het is immers te warm om je te haasten en je hakken zijn er te hoog voor. Het ene moment hoor je andere dameshakken naast je op de straatstenen tikken, het andere moment het geratel van een kapotte boodschappenwagen met ouwe troep.
De eerste dagen voel ik me vooral het paardje dat oefent, het paardje dat zich voorbereidt op eventuele rellen en onrust. Ook ik houd mijn oogkleppen op en kijk niet te veel om me heen, probeer de vele indrukken te beperken. Ik zou haast vergeten dat Prinsjesdag iets feestelijks is. Dat het over het algemeen wel meevalt met die rellen en dat vuurwerk. Er wordt vooral geklapt en gewuifd. Dat kan het paardje best hebben.
Op een van de laatste dagen lopen we een donker steegje in en rent er een groep jongetjes gillend op ons af. Ze lijken niet af te gaan remmen en ook niet op te letten, zonder vaart te verminderen rennen ze rakelings langs ons heen. Het is alsof ik in zee sta, en de jongens een golf zijn die je lachend over je heen laat komen.