Ooit wist ik zijn naam niet eens, meestal zag ik hem niet staan, nu bleef ik maar kijken.
Ik ging het zelfs aan andere mensen vertellen: ‘Wat is die seringenboom groot.’
Wat moet iemand met die mededeling?
Ik heb andere mensen zulke dingen vaak horen zeggen en altijd waren die mensen ouder dan ik. Altijd gedacht dat ze om tekst verlegen zaten en dan maar iets over een boom of een struik zeiden.
Nu vraag ik me af of er gewoon een leeftijd verbonden is aan het moment waarop de natuur indruk op je maakt, niet de grote natuurverschijnselen ver van huis, maar alledaagse struiken die je al je hele leven omringen. Dat we allemaal vanzelf arriveren bij: ‘44 jaar, eerste keer onder de indruk van een bloeiende struik.’
Zoals iedereen op zijn 45ste een leesbril nodig schijnt te hebben. ‘Je kunt de klok erop gelijk zetten,’ zei de opticien.
Op hoeveel sentimenten, op hoeveel psychologische verschijnselen kunnen we de klok gelijk zetten?
Sommige ouders schrijven op wanneer hun kinderen voor het eerst een banaan eten, wanneer ze tanden krijgen, wanneer ze gaan staan en wanneer lopen. Maar zo vlak na de eerste woordjes geven de meesten het wel op om de mijlpalen bij te houden, terwijl het alleen maar interessanter wordt.
Zo heb ik nog ergens de exacte datum genoteerd waarop mijn dochter voor het eerst een oordeel over iets gaf. Het was in de auto, de klassieke muziekzender stond aan en een vrouw zong met een hoge, iele stem. Ze klonk als een fluitje.
‘Mooi,’ riep mijn dochter vanaf de achter- bank. Nog nooit had ze iets mooi genoemd, en ik dacht: ‘Twee jaar oud, een eerste oordeel.’
Daarna heeft ze nog een half jaar lang dingen mooi, lief of leuk genoemd, voordat ze voor het eerst zei: ‘Niet mooi,’ en ik noteerde: ‘Tweeënhalf jaar oud, het eerste negatieve oordeel.’
Willekeurig enthousiasme duurde tot haar vijfde. Of ik nou vroeg: ‘Ga je mee naar de speeltuin?’ of: ‘Ga je mee oud papier wegbrengen?’ ze sprong altijd op en riep: ‘Jaaa!’ Tot ze op een dag zei: ‘Saai,’ en ik meteen wist: ‘Einde tijdperk willekeurig enthousiasme.’
Afijn, ik ben zelf dus gearriveerd bij: ‘44 jaar, onder de indruk van een bloeiende struik.’
Ik vermoed dat het te voorspellen is wanneer ik meer dan vier namen van bomen en heesters ga onthouden, wanneer ik overtuigend ga tuinieren en wanneer ik mijn stoep zal gaan vegen.
Ik verzet me niet. Ik heb geen wil, alleen een leeftijd.
Ineens stond ik stil voor de enorme bloeiende seringenboom.