Voor het olifantenverblijf in Artis laat een vrouw iemand iets op haar fototoestel zien. Ze zegt: ‘De vader van mijn schoonzusje zit in de amaryllissen, moet je zien hoe bijzonder.’ Zo interessant als ik die zin vind, zo weinig boeien me de amaryllissen. Het afluisteren van gesprekken voert me mee op een tocht langs mijn vooroordelen. Als mensen ergens heel erg van houden is dat altijd mooi, zou je denken, en toch maken die amaryllissen me droevig. Is het omdat ik de amaryllisliefde niet deel of omdat ik er een oordeel over heb? Is het mogelijk dat ik op een dag in de armen van een man val omdat hij zo gepassioneerd over de amaryllis kan vertellen? Stel dat deze vrouw had gezegd: ‘De vader van mijn schoonzusje zit in de priemgetallen, moet je zien, hoe bijzonder.’ Ik was dan wat dichterbij geschuifeld en had meer willen horen. Omdat het priemgetal mij meer interesseert dan de amaryllis of omdat ik er vanuit ga dat mensen die veel van priemgetallen weten interessanter zijn dan de amaryllisliefhebbers?
Eén opgevangen zin voor het olifantenverblijf en ik duik in de poel van mijn vooroordelen en probeer er wijs uit te worden.
In de speeltuin zit ik tussen de ouders van andere kinderen, mijn kind zit in een klimrek, ik hoef alleen af en toe te zwaaien. Naast mij zegt de ene moeder tegen de andere over een vader van school: ‘Dat is ook een leuke kerel.’ Ik probeer het woord ‘kerel’ te duiden. Zegt ze daarmee: het is een toffe peer (vriendelijke man maar seksueel oninteressant) of probeert ze te maskeren dat ze hem wel interessant vindt en wil ze peilen wat die andere moeder van hem weet? Of mis ik de nieuwste connotatie bij het woord ‘kerel’?
Een vader heeft het over Cool Cat, dat je daar best kinderkleren kunt kopen maar natuurlijk niet de hele garderobe. Een andere vader beaamt dat. Meteen wil ik naar Cool Cat en een hele garderobe aanschaffen voor mijn kind, wat een flauwe neiging is, ik wil helemaal geen complete garderobe van Cool Cat, maar de kinderkledingsmaak van de heren is zo redelijk en voorspelbaar dat ik er toch iets tegenover moet zetten, maar wat ik er tegenover zet is evenmin erg onverwacht. Nu weet ik niet meer wat ik suffer vind, het gesprek van de buren of mijn eigen gedachten. Mijn dochter is moe ’s avonds, ze heeft veel gerend en geklommen. Ook ik ben moe en ook dat was te voorspellen.
Eén opgevangen zin voor het olifantenverblijf en ik duik in de poel van mijn vooroordelen en probeer er wijs uit te worden.
In de speeltuin zit ik tussen de ouders van andere kinderen, mijn kind zit in een klimrek, ik hoef alleen af en toe te zwaaien. Naast mij zegt de ene moeder tegen de andere over een vader van school: ‘Dat is ook een leuke kerel.’ Ik probeer het woord ‘kerel’ te duiden. Zegt ze daarmee: het is een toffe peer (vriendelijke man maar seksueel oninteressant) of probeert ze te maskeren dat ze hem wel interessant vindt en wil ze peilen wat die andere moeder van hem weet? Of mis ik de nieuwste connotatie bij het woord ‘kerel’?
Een vader heeft het over Cool Cat, dat je daar best kinderkleren kunt kopen maar natuurlijk niet de hele garderobe. Een andere vader beaamt dat. Meteen wil ik naar Cool Cat en een hele garderobe aanschaffen voor mijn kind, wat een flauwe neiging is, ik wil helemaal geen complete garderobe van Cool Cat, maar de kinderkledingsmaak van de heren is zo redelijk en voorspelbaar dat ik er toch iets tegenover moet zetten, maar wat ik er tegenover zet is evenmin erg onverwacht. Nu weet ik niet meer wat ik suffer vind, het gesprek van de buren of mijn eigen gedachten. Mijn dochter is moe ’s avonds, ze heeft veel gerend en geklommen. Ook ik ben moe en ook dat was te voorspellen.