Als ik alleen ben, liggen er twee lichamen in mijn bed. Het ene is het omhulsel, een soort skipak om mijn eigenlijke lichaam heen. Dat pak ligt er redelijk gewoon bij, maar in dat skipak zit het kleinere lichaam dat het skipak niet aan wil raken. Alle spieren in mijn kleine lichaam proberen zich korter te maken dan ze zijn, alsof ik gekleed ben in een heel vies skipak gemaakt van rotte bladeren. Elke avond realiseer ik me dat mijn spieren raar doen en elke avond is het een opluchting dat ik in niets smerigs ben gekleed en langzaam ontspan ik, spier voor spier, en vloeit het kleine lichaam samen met het pak eromheen dat ik ook ben. Ik lig dan glimlachend in mijn bed.
Deze beweging van me schrap zetten en me realiseren dat het niet nodig is mij schrap te zetten kenmerkt mijn dagen.
Angsten en zorgen worden weinig geprezen, maar ik wil er wel een lans voor breken; ja ik ben de helft van mijn leven bang en bezorgd, maar de opluchting die daar tegenover staat, de steeds weer verrassende positieve wending die alles neemt, is onbetaalbaar, ik geloof niet dat ik die zou willen missen.
Het is heerlijk je te realiseren dat je een jas kunt kopen, een kind hebt, de buren je niet haten, je moeder je graag ziet, dat je kunt uitademen in je eigen bed. Ik ga ervan uit dat al deze dingen elke dag kunnen veranderen. Je kunt je voorstellen hoe de dagen me steeds weer meevallen.
Ik deed laatst mijn administratie, maar aan het eind van de dag was ik de helft van mijn inkomen kwijt. Ik schrok daar niet van, ik zei: ach, natuurlijk, wat dacht je nou, dat het allemaal zo gemakkelijk ging? Gekkie. Het gekkie lachte een beetje beschaamd, een beetje maar, ze was wel wat gewend. De volgende dag belde ik mijn belastingadviseur die me al snel kon vertellen dat ik het fout had. Ik had allemaal geld weg gerekend dat er toch was, dus ’s middags kocht ik een nieuwe jas. Ik was vrolijk. Dat was opluchting.
Misschien is alle vrolijkheid van de volwassen mens wel opluchting? Ik sluit het niet uit, dat we vooral lachen omdat het meevalt.
Als ik alleen ben, liggen er twee lichamen in mijn bed. Het ene is het omhulsel, een soort skipak om mijn eigenlijke lichaam heen. Dat pak ligt er redelijk gewoon bij, maar in dat skipak zit het kleinere lichaam dat het skipak niet aan wil raken.