1. Aan een goede hotelbar kan een slecht hotel vastzitten. Een goed hotel kan nooit een slechte hotelbar hebben. De hotelbar straalt de voorlopigheid en het comfort uit van de hotelkamer. De hotelbar verschilt van de gewone bar, het reguliere café, omdat men door de hotelbar te bezoeken aangeeft rekening te houden met het feit dat men eindigt op de kamer, wat uiteraard niet wil zeggen dat wie in een hotelbar afspreekt, impliceert uit te zijn op seks. Men moet leren op andermans hotelkamers te komen zonder dat dit tot seks hoeft te leiden.
2. De goede hotelbar heeft livemuziek. Feitelijk is het onbelangrijk of deze muziek goed of slecht is. In de Dolomieten heb ik eens in een hotelbar een treurige zanger Italiaanse liederen horen zingen terwijl hij zichzelf begeleidde op een synthesizer. Het was niet om aan te horen en toch was het prachtig. Ik denk nog weleens aan deze man. Nog fijner is een strijkje zoals ik dat heb mogen meemaken in het Waldhaus in Sils Maria. Hoe hoger de leeftijd van de bezoekers, hoe beter. Waarmee niet is gezegd dat een aantrekkelijke jongeman van zeventien lentes geweerd dient te worden. De hotelbar ontkent het verval niet, maar viert het. De essentie van een dergelijke bar is: vitaal defaitisme.
3. Uiteraard zijn er ook treurige hotelbars die niet weten te ontsnappen aan het verdriet dat zij zelf genereren. Ik denk aan bepaalde hotels in Rusland die ik heb mogen bezoeken. Aan hotels langs Franse snelwegen. Aan een hotel in Delft. Aan menig vliegveldhotel.
4. In de hotelbar kan wat privé is zich met het zakelijke vermengen. Niets is werkelijk privé, niets is werkelijk zakelijk. Een bezoek van iemand aan de hotelbar die zich weinig bij de ondergang kan voorstellen is er niet op zijn plaats.
5. In cafés zoekt men gezelligheid of men er leest de krant. Vanaf vijf uur ’s middags wacht men in de hotelbar op redding. Zij die niet op redding wachten, hebben er vanaf vijf uur ’s middags niets te zoeken. De hotelbar is de kerk voor de geseculariseerde mens.