In een restaurant in Zürich werd ik bediend door een vrouw met een vrij opvallende bril en kort wit haar. Mijn tafelgenoot kende haar – hij kende bijna alle mensen in het restaurant – en hij vertelde dat haar dochter van negen een internationale vioolwedstrijd had gewonnen; dat zij haar kinderen drilde op een manier die een drilsergeant haar niet zou nadoen.
De dame was een uitstekend serveerster, maar ik had haar graag naar haar opvoedkundige methoden gevraagd. Ik besefte dat dat ongepast zou zijn.
Bij het dessert vertelde ze dat een Joods mannenkoor wilde beginnen. Ze had kennelijk een obsessie met muziek. Ik had willen vragen: ‘Bent u toevallig Joods?’ Tot mijn schaamte betrapte ik mezelf op de gedachte dat ze er helemaal niet Joods uitzag.
Er zijn veel vragen die wij omwille van de beleefdheid niet aan vreemden stellen, en er zijn misschien nog meer vragen die wij omwille van de beleefdheid niet aan familieleden en vrienden vragen.
Een journalist heeft eens ophef veroorzaakt door politici te vragen of ze neuken.
Welke vragen je kunt stellen en welke niet is een kwestie van fijngevoeligheid, taalkunst en verleidingstechniek – menig journalist gelooft dat hij beroepshalve niet hoeft te verleiden. Je kunt als serieuze journalist best aan een politicus (m/v) vragen. ‘Komt u nog aan genieten toe?’ En als de politicus ‘ja’ zegt, vraag je: ‘Geniet slechts het hoofd of geniet ook het lichaam?’
Menig politicus praat liever over genot dan over zijn belastingaangifte.
Het probleem is dat belangeloze interesse zelden het geval is. Vandaar dat wij, als een vreemde al te veel persoonlijke interesse in ons toont, ons afvragen: wat wil die van mij? Om dit probleem op te lossen huren wij hulpverleners in die betaald worden om naar ons te luisteren en die daarom onverdacht zijn; de hulpverlener wil niets van ons. Maar soms wil de hulpverlener toch iets van ons, behalve zijn door de verzekering betaalde honorarium. Dan begeven wij ons in dat verrukkelijke grijze gebied waar hulpverlening en seks ongemerkt in elkaar over kunnen gaan.
In een restaurant in Zürich werd ik bediend door een vrouw met een vrij opvallende bril en kort wit haar. Mijn tafelgenoot kende haar – hij kende bijna alle mensen in het restaurant – en hij vertelde dat haar dochter van negen een internationale vioolwedstrijd had gewonnen..