Twee keer per jaar ging mijn vader naar het Okura Hotel in Amsterdam, waar hij een kleermaker uit Singapore ontmoette. De kleermaker had stoffen bij zich, nam zijn maten op en een paar maanden later arriveerde er een pak uit Singapore.
Wat mijn moeder na zijn dood met die pakken heeft gedaan, weet ik niet, ik weet alleen dat ik ooit een pak van hem heb geleend toen ik meende als gigolo te moeten gaan werken, omdat ik in de ietwat belachelijke veronderstelling verkeerde dat gigolo’s pakken droegen.
Een paar maanden geleden beval een vriend mij zijn kleermaker uit Spanje van harte aan.
Aanbevelingen volg ik meestal op. Niet alleen van vrienden, ook van personeel. Als bijvoorbeeld een dame bij de bank zegt: ‘God, we hebben hier nu een beleggingsfonds, Ultra x. Is dat niet wat voor u, meneer Grunberg?’ Dan beleg ik vlug in Ultra x, zelfs als ik helemaal geen geld heb om te beleggen.
In het dagelijks leven ben ik een slaaf van mijn verlangen om door anderen vriendelijk te worden gevonden, en als ik ooit zelfmoord zou plegen, zal dat zijn gekomen omdat ik walgde van mijn eigen vriendelijkheid en omdat ik evenmin onvriendelijk durfde te worden, een spagaat waardoor mij weinig anders restte dan de dood.
Maar goed, ik ontmoette de Spaanse kleermaker en zijn vrouw. Het was een buitengewoon prettige ontmoeting, ergens in januari van dit jaar. De kleermaker had diverse stoffen bij zich en ik dacht: zelfs als dit pak niet mooi wordt, dan doe ik alleen maar op bescheiden schaal wat de Europese Centrale Bank op grotere schaal doet: het overhevelen van geld van het ene gedeelte van Europa naar het andere. Men kan het solidariteit noemen, ik noem het vriendelijkheid.
Twee maanden later ontmoette ik de Spaanse kleermaker nog een keer, ditmaal in een donkere hotelkamer op de Keizersgracht. Bijzonder aangenaam wederom, dat gefrunnik van een kleermaker. Prettiger dan het gefrunnik van een geliefde.
Als u Europa een warm hart toedraagt, laat vanaf nu ook uw kleren in Spanje of Griekenland maken.
En een ander bescheiden voorstel: laten wij vanaf heden solidariteit vriendelijkheid noemen.
Twee keer per jaar ging mijn vader naar het Okura Hotel in Amsterdam, waar hij een kleermaker uit Singapore ontmoette. De kleermaker had stoffen bij zich, nam zijn maten op en een paar maanden later arriveerde er een pak uit Singapore.