Dat lachje. Zowel na het gedetailleerd beschrijven van de manier waarop iemand aan stukken
is gesneden, als na het horen van een volstrekt ongepast geachte vraag. De lach van ongemak, woede en schaamte, van verontschuldiging en schuldgevoel misschien. Het internationaal gelauwerde The Act of Killing (2012) zit er vol mee, en ook in Joshua Oppenheimers tweede documentaire over de nasleep van de nooit veroordeelde massamoorden op vermeende communisten in Indonesië in 1965/66, The Look of Silence, komt het regelmatig voorbij. Wat moet je ook, wanneer je als mens geconfronteerd bent geweest met het monster in de ander, in jezelf? Hoe houd je de waanzin op afstand? Door te lachen, kennelijk.
Zo uitzinnig als The Act of Killing was, waarin Anwar Congo herinneringen aan de misdaden die hij beging naspeelde in in stijl variërende filmscènes, zo ingetogen is The Look of Silence. Maar even ontstellend. Hoofdfiguur nu is Adi Rukun, het veel jongere broertje van de destijds door ‘collega’s’ van Anwar vermoorde Ramli. Oppenheimer - Amerikaan van geboorte,
woonachtig in Denemarken - hoorde die naam voor het eerst toen hij ruim tien jaar geleden filmde op een Indonesische palmolieplantage. Ramli stond symbool voor de verzwegen, ontkende genocide, omdat mensen hem, als een van de weinigen, hadden zien sterven. Zijn gehavende lichaam werd gevonden.
Opticien Adi (44) is de zachtheid, sympathie en het geduld zelve. Geboren na de dood van zijn broer in een getraumatiseerd gezin, een getraumatiseerde samenleving, wil hij weten wat precies de angst van iedereen om hem heen veroorzaakt. Terwijl zijn kinderen op school leren dat de moordenaars van toen helden waren, kijkt hij naar de opnamen die Oppenheimer (40) sinds 2005 heeft gemaakt van, inderdaad, als heroïsch beschouwde ‘bekentenissen’. En hij gaat op zoek, naar de daders, met zijn koffertje vol opticienspullen in de hand en regisseur Oppenheimer aan zijn zij.