Het moet wel een van de meest aangrijpende scènes van de Idfa-selectie van dit jaar zijn, afkomstig uit het Cambodjaanse Where I Go: een achttienjarige jongen belt naar het plaatselijke vn-kantoor, op zoek naar zijn Kameroense vader die als onderdeel van vredesmacht Untac begin jaren negentig in het land gestationeerd was. Maar alle archieven zijn al lang geleden gesloten.
‘Ik word gediscrimineerd. Kan de vn mij helpen?’, vraagt hij een laatste keer wanhopig. Moederziel alleen voelt hij zich, al heeft hij nog een jonger zusje. Zijn drugsverslaafde moeder woont op straat nabij een vuilnisbelt. Zijn oma heeft het gehele familiefortuin vergokt. Hij wordt voor aap en nikker uitgemaakt door de jonge kinderen die net als hij in de fanfare spelen. Ze willen hem niet aanraken, vanwege zijn huidskleur die net iets donkerder is dan de rest.
In het eveneens Cambodjaanse Two Girls against the Rain krijgen we juist een vrolijker beeld van de emancipatie in het land te zien. Een lesbische vrouw op leeftijd vertelt hoe ze tijdens het regime van de Rode Khmer van haar geliefde werd gescheiden, maar nu al jaren dolgelukkig met haar samen leeft. Onbegrip is er nog altijd, maar de commune waarin ze woont, telt inmiddels maar liefst zeven stellen van het gelijke geslacht.
Het contrast tussen de twee films is verwarrend en intrigerend, maar bovenal zijn het beide prachtige documenten van een land waar het afgrijselijke verleden steeds meer naar de achtergrond verdwijnt, maar toch nog altijd een rol blijft spelen.