‘Waarom likken honden hun ballen? Omdat ze het kunnen.’ Net zo doet hij wat hij doet. Zo verklaarde William Forsythe (1949) ooit zijn onstuitbare experimenteerdrift, zijn blijvende nieuwsgierigheid naar het wezen van dans, beweging en theater. Ook het avondvullende werk The Returns uit 2009 is een beschouwing van het kunstbedrijf en de ontaardheid van het denken over kunst als handelswaar en fetisj. Met duivels plezier voert Forsythe uitzinnige, archetypische personages op in een spierwitte galerie waar de theaterwetten buiten werking zijn gesteld.
De Amerikaanse choreograaf, beroemd en berucht om zijn intellectuele, wetenschappelijke vertogen over de achtergronden van zijn dansstukken, houdt op zijn tijd dus wel van een relativerende beschrijving van zijn werkzaamheden. In andere interviews vergeleek hij zichzelf al eens met een kleine zelfstandige, een gewone dienstverlener, net zoiets als de vuilnisophaaldienst (‘je kunt me inhuren’) of ‘de man in de kelder die ervoor zorgt dat de verwarming werkt. De vakman die aan alles sleutelt, trekt en draait.’
Die laatste woorden beschrijven treffend het effect dat Forsythe op de danskunst heeft gehad. Opgeleid als klassiek danser begon hij in de jaren zeventig te choreograferen. Een van de eersten die in de gaten kregen dat hier een belangrijke, nieuwe ‘stem’ sprak, was Jirí Kylián, die de freelancende Forsythe uitnodigde bij het Nederlands Dans Theater. Daar liet hij het publiek in verwarring achter, bijvoorbeeld door een stuk als Say Bye-Bye (1980), een bijtend commentaar op de American way of life, met nadrukkelijk bordkartonnen decors, gillende dansers, herrie en schreeuwerige reclameboodschappen (Forsythe senior was reclameman). Is dat nou wel geschikt voor een serieus gezelschap als ndt, vroegen ook de critici zich af.
Choreograaf William Forsythe zoekt al ruim dertig jaar compromisloos naar nieuwe mogelijkheden. In The Returns (‘de opbrengsten, de verdiensten’) laat hij met vrolijke spot een stoet van archetypen uit de kunstwereld voorbij komen.
in stukjes gehakt
In 1983 had de hemelbestormer zijn eigen gezelschap, het jaar daarop schudde de balletwereld op zijn grondvesten. Aan het eind van de jaren tachtig wist iedereen die ook maar iets met dans te maken had wie met ‘Billy’ werd bedoeld, en bedelden dansgezelschappen en festivaldirecteuren wereldwijd om Forsythe’s artistieke gunsten. Sindsdien is een waar leger van navolgers en epigonen ontstaan, dat het genie van de meester dertig jaar na dato nog steeds niet heeft geëvenaard, laat staan overtroffen.
Bij het op klassieke leest geschoeide Ballett Frankfurt begon Forstyhe op zijn gemak aan de eeuwenoude ballettechniek en theaterwetten te sleutelen, trekken en draaien. Vóór hem deed de Russisch-Amerikaanse George Balanchine iets soortgelijks, maar minder radicaal. Balanchine liet essentiële balletkenmerken als lange lijnen, harmonie en symmetrie ongemoeid, en ook de ‘zinsbouw’ van de klassieke dans bleef gehandhaafd. Wel voerde hij het tempo op en voorzag hij de ballettaal van het oude Europa van de moderne frisheid, het tempo en de scherpte van ‘de nieuwe wereld’, de Verenigde Staten.
Forsythe, hoewel een bewonderaar van Balanchine en duidelijk door hem geïnspireerd, was veel iconoclastischer. Om te beginnen nam hij de typerende poses en contouren, de frasering en ordening van bewegingen onder handen. Bewegingen werden door hem in stukjes gehakt, omgedraaid, verwrongen, uit het lood gezet, van richting veranderd, in een andere volgorde gezet of opnieuw gestapeld. Zo kon een port de bras (armbeweging) ook achter in plaats van voor de torso worden uitgevoerd, en konden dansfrasen bijvoorbeeld vanuit de elleboog beginnen, en niet, zoals gebruikelijk, vanuit het lichaamscentrum. Forsythe, die dans opvat als een bijzondere taal, liet zich hierbij inspireren door Franse post-structuralisten als Derrida en Foucault.
geëelektrificeerd
Artifact (1984) was de beginselverklaring van de nieuwe artistiek directeur van Ballett Frankfurt en geldt tevens als het begin van het deconstructivisme in het ballet. De revolutionaire choreografie leverde Forsythe vele bijnamen op, waarvan ‘de antichrist van het ballet’ wel de mooiste is. Hoe dan ook, hij onthulde dansvergezichten met een duizelingwekkende hoeveelheid ongekende bewegingsmogelijkheden.
In 1987 stond Artifact tijdens het Holland Festival in het Muziektheater. Zelden heeft een zaal zo geëlektrificeerd naar een dansvoorstelling gekeken. Maar daar liet hij het niet bij. (Waarom niet? Omdat hij het kan.) In de beginjaren waren zijn balletten nog enigszins lineair van opzet, maar langzamerhand begonnen de choreografieën steeds meer het karakter te krijgen van een multimediale, theatrale rebus, waarbij thema en betekenis zijn verborgen in verschillende voorstellingslagen: dans, tekst, vormgeving, muziek, belichting. Zelfs het voorgordijn kreeg de ‘Forsythe treatment’, en kwam nu en dan onverhoeds met een klap naar beneden. De uitzinnige barok van Impressing the Czar (1988), waarin hij op hilarische wijze de balletgeschiedenis doorneemt, maakte in de jaren daarna plaats voor een soberder, ongepolijste stijl en een bewegingstaal die steeds verder verwijderd raakte van wat Forsythe zijn ‘moedertaal’ noemt, het klassieke ballet.
moeilijke dans
Zijn recentste werken, waarin hij zijn dansers vaak vraagt om actieve input en steeds meer ruimte laat voor improvisatie tijdens de voorstelling, gelden als ‘moeilijke dans’, zoals er ook over ‘moeilijke muziek’ wordt gesproken. Geen voorstelling is nog hetzelfde, bij elke uitvoering is sprake van veranderingen, door de dansers en door Forsythe zelf, die er (als ‘de man in de kelder’) voor zorgt dat er toch een zekere mate van coherentie en bewuste ordening blijft bestaan. In wezen gaat het complete oeuvre van Forsythe om principes van ordening. Geen wonder dus dat de onvermoeibare duizendpoot zich ook als beeldend kunstenaar manifesteert, met name als architect van installaties, ofwel ‘choreografische objecten’. Want ook zonder dans en dansers bestaat choreografie, aldus Forsythe: ‘Bij choreografie gaat het om de organisatie van de totale situatie, niet alleen om de mogelijkheden van het individuele lichaam.’
En zo reikt de creativiteit van de invloedrijkste danskunstenaar van de afgelopen dertig jaar tot over de grenzen van de dans. Niet verwonderlijk voor een man die zich laat inspireren door linguïsten, semiotici, filosofen, wis- en natuurkundigen en samen met computerprogrammeurs belangrijke improvisatie- en analyse-instrumenten voor dansprofessionals ontwikkelde.
Ook nu hij bijna 65 is en met gezondheidsproblemen kampt – per 1 september 2015 legt hij zijn functie van artistiek leider van The Forsythe Company neer – blijft hij vooruitkijken, nieuwe mogelijkheden onderzoeken. ‘Als dans alleen doet wat we mogelijk veronderstellen, zal het uitsterven. Ik blijf proberen te morrelen aan de grenzen van wat het woord choreografie betekent.’
Westergasfabriek Zuiveringshal West
The Returns
23, 24 en 25 juni, 20.30 uur