Die bitteren Tränen der Petra von Kant van Rainer Werner Fassbinder gaat – zoals al zijn films en toneelstukken – over liefde als machtsspel, als een manier waarop mensen elkaar en zichzelf vernederen. Aldus regisseur Martin Kušej.

Groter kan het contrast tusen toeschouwers en spelers bijna niet zijn dan hier in de Marstall, een van de zalen van het Residenztheater in München. De in neoclassicistische stijl gebouwde voormalige rijschool van de Duitse adel mag al dik veertig jaar in gebruik zijn als ‘Experimentierbühne’, het publiek oogt vanavond aan de bejaarde kant en zeldzaam keurig. Het is de laatste kans om Die bitteren Tränen der Petra von Kant hier te zien; de burgerij van München is een avondje uit.

Of dat uitmaakt? Jazeker, want dit is je reinste peepshow. In deze uitvoering van Rainer Werner Fassbinders toneelstuk uit 1971 blijft het publiek, dat deel uitmaakt van de enscenering, niet buiten schot. Ben je net getuige geweest van lesbisch liefdesvuur of koket billengedraai, zie je meteen daarna de mevrouw voor je ongemakkelijk op haar bankje schuiven en haar man wat opgelaten om zich heen kijken.

Voyeurs zijn we allemaal in deze enscenering van de Oostenrijkse regisseur Martin Kušej (1961), sinds 2011 de leider van het Residenztheater. De turbulente liefdesgeschiedenis van gevierd modeontwerper Petra von Kant (Bibiana Beglau) en zelfzuchtig stoeipoesmeisje Karin Thimm (Andrea Wenzl) is door decorontwerper Annette Murschetz gesitueerd in een gesloten glazen doos. Daaromheen zit het publiek aan vier zijden in twee getrapte rijen – met de neus erbovenop, als kinderen voor een vissenkom. Wit en kil verlicht zijn de meeste scènes. De liefde als machtsspel wordt op het scherp van de snede uitgeserveerd op een manier die even rauw als direct is. Maar tussen de bedrijven door springt de mise en scène ostentafief ‘op zwart’ en op datzelfde moment is het publiek aan zichzelf overgeleverd. Letterlijk. In de reflectie van het glas (tl-verlichting versterkt het effect) verschijnt je eigen spiegelbeeld – en dat van je buurvrouw en van de rij voor je.

distantie

Murschetz’ decoridee van de glazen doos was voor hem niet minder dan de sleutel tot het stuk, zegt Martin Kušej, de opera- en theaterregisseur die voor deze regie de prestigieuze Faustpreis ontving: ‘Op deze manier kon de acteerstijl toch heel direct en fysiek zijn, zoals ik het graag heb, zonder dat de distantie verloren gaat, die zo kenmerkend is voor het werk van Fassbinder. Je ziet het ook in zijn films: zijn acteurs hebben een bepaald soort distantie ten opzichte van hun personages en de tekst. Het zijn personages die vervreemd zijn van hun eigen levens en daarmee ook van het publiek. Zo’n glazen doos heeft een vergelijkbare uitwerking.’

Kušej’s ‘artistieke verbeelding’ neigt sowieso naar grote, sterke beelden. ‘Dat is hoe ik denk, lees, naar muziek luister en droom. Als je opera doet, helpt dat enorm. Maar in het theater ben ik me steeds meer gaan interesseren voor de intense samenwerking met de acteurs. De acteur is gaandeweg in het centrum van dat beeld komen te staan.’

Die bitteren Tränen der Petra von Kant maakte Kušej in zijn eerste seizoen in München. Voor 2012 stond een klein festival met Europese producties op het programma ter markering van de dertigste sterfdag van Fassbinder. Daar wilde Kušej zelf ook aan bijdragen met een nieuwe productie. De keuze voor Petra von Kant werd deels ingegeven door de rolbezetting met zes ‘totaal verschillende’ vrouwen, ideaal dus voor zijn ensemble. En hij voegt daaraan toe dat hoofdrolspeelster Bibiana Beglau ‘in haar eentje al reden genoeg was om dit stuk te willen ensceneren.’

Even zag hij Fassbinders esthetiek van het ‘non-acteren’ als een onoverkomelijk bezwaar, maar tijdens de repetities bleek de theatrale kracht van de tekst evident. ‘Eerst denk je: het gaat nergens over, maar het stuk blijkt uiterst precies in zijn emoties. Grote emoties worden heel compact behandeld, bijna wetenschappelijk geanalyseerd, als in een laboratorium.’ 

flessenvloer

Het verhaal: de heerszuchtige Petra von Kant leidt, tot de komst van liefje Karin, een overzichtelijk leven met haar gewillige assistent/huisbediende/slaaf Marlene, die ze eindeloos kleineert en commandeert. Wanneer Karin bij haar intrekt, ontstaat een uitputtende liefdeskrachtmeting – met Marlene als toekijkende schim op de achtergrond – waarin Petra, gewend om de lakens uit te delen, uiteindelijk het onderspit delft. Karin vertrekt, Petra blijft behoeftig als een junk achter. Aan de zijlijn zijn er voorts Petra’s vriendin Sidonie, haar moeder en haar dochter.

Wat Fassbinder onderzoekt en fileert in dit stuk, en Kušej met hem, zijn de kosten en de baten van de liefde. Kušej: ‘Hoofdthema van Fassbinder is: degene die het meest liefheeft, trekt aan het kortste eind. Al zijn toneelstukken en films kun je terugbrengen tot het thema van de liefde als machtsspel, als een manier waarop mensen elkaar en zichzelf vernederen. Je zou willen dat het anders was, en ik ben ervan overtuigd dat Fassbinder zelf wanhopig verlangde naar betere opties, maar dat is het onderwerp van zijn oeuvre.’

Niet voor niets is de speelvloer in deze enscenering een uitdagend flessenparcours. De liefde wordt vormgegeven als berekenende balanceerkunst – tussen eigenbelang en opoffering, geven en nemen, dominantie en onderwerping. Al dat glas is niet alleen superesthetisch, het draagt ook bij aan de cleane laboratoriumsfeer. Eerst blijven de flessen nog netjes in het gelid omdat de actrices er behoedzaam tussendoor laveren; gaandeweg vallen ze om, dienen ze als requisieten, er wordt driftig mee gesmeten.

Van de acteurs vergt die flessenvloer dus een zware fysieke inspanning. Het is een terugkerend aspect in de aanpak van Kušej, die voordat hij in Graz toneelregie studeerde, ook nog sportwetenschappen en Germanistiek deed. ‘Een acteur die het uiterste van zijn lichaam vraagt, heeft makkelijker toegang tot extreme emoties,’ licht hij toe. Wie fysiek zijn grenzen verlegt, is ook geestelijk tot meer in staat.

Als geen ander heeft Bibiana Beglau – Petra – de techniek van het ‘schotsenlopen’ onder de knie. Op onmogelijk hoge stilettohakken is zij de vleesgeworden wankelmoedigheid, in een zwarte designerjurk die haar sportschoolrug en -armen bloot laat. Dat stiefelt op hoge poten tussen het glas alsof het niets is. Klapwiekend, angstwekkend ver achterover hellend en toch weer in balans is zij een geniale evenwichtskunstenaar, fysiek en emotioneel. Het ene moment nog hard als graniet, ogenschijnlijk volledig in control, maar uiteindelijk is er toch weinig voor nodig om haar te veranderen in een desperaat hoopje zelfmedelijden.


Muziekgebouw aan ’t IJ
Die bitteren Tränen der Petra von Kant
14, 15 en 16 juni, 20.30 uur