Omar is eindelijk klaar met het in elkaar zetten van zijn waterpijp en even later stijgt de geurige damp op in de kapsalon. ‘We zijn de enigen in de familie die echt ergens mee bezig zijn. Die het ver schoppen,’ zegt hij. Hij vertelt wat zijn favoriete merken zijn. ‘Versace, Gucci natuurlijk. Die G’tjes in het logo vind ik mooi, en tegenwoordig heb je prints met tijgers, slangen en vliegen. Ik hou van opvallend. Als iedereen een zwarte jas heeft, koop ik een oranje.’ Moggie: ‘Ik droom nog van een Philipp Pleinjas met een doodskop achterop. Maar die is prijzig: 9000 euro.’ De jongens zien de kleding vooral bij bekende Nederlandse rappers. Omar: ‘Rappers zijn eenden en de normale mensen kuikens. Als een rapper iets draagt, wil iedereen het hebben.’
Dan mengt kapper Amir zich in het gesprek. ‘In Engeland dragen ze schooluniformen,’ vertelt hij. ‘Dat doen ze om onderscheid te voorkomen. Als de ene jongen een outfit van duizend euro heeft en de ander iets van de Primark, dan voelt hij zich buitengesloten.’ ‘Zo voelde ik me ook in de eerste,’ zegt Moggie. ‘Ik zag allemaal jongens met Nike en ik dacht: dat moet ik ook.’
Straks zijn ze behalve sterren op internet en bij de kapper ook bekend van NPO 3. ‘We vinden het leuk om mee te werken aan de documentaire, want het gaat over ons,’ zegt Omar. ‘We willen laten zien hoe het zit met die merkkleding.’ Op een trotse familie rekenen ze echter niet. Omar: ‘Mijn vader doet of ik niets ben en neemt me niet serieus. Onze carrière op internet noemt hij “een beetje spelen”. Ik kon goed voetballen, maar hij kwam nooit kijken.’ Ze zijn niet van plan aan hun ouders te vertellen dat ze op televisie komen. Desondanks zijn ze trots op hun film. ‘Het is onze eerste documentaire, maar ik denk ook meteen een van de beste,’ zegt Moggie. ‘We hebben veel gelachen met de crew. In het begin was het nieuw, daarna leerden we elkaar beter kennen en dan ben je gewoon jezelf.’