Nog nooit had ik iets gezien wat zo’n exclusief bestaansrecht had en tegelijkertijd alles eromheen een sluitende context gaf. Het was groter dan ik; zeker een halve meter en de beleving ervan was zo misselijkmakend en verslavend tegelijk dat ik mij meer compleet voelde nadat ik mijn zakgeld wekenlang opspaarde en op de toonbank van de Free Record Shop tentoonstelde.
Hoewel de Free Record Shop evenals veel galeries financieel moeilijke tijden doormaakt, zijn er vanzelfsprekend talloze verschillen aan te wijzen. Er bestaat een eeuwig wankele scheiding tussen kunst en commercie die naast inhoudelijke verschillen vooral door een andere oplage en prijs wordt gekenmerkt. Ik zou de orkaposter daarom niet meer met dezelfde ogen kunnen bekijken zoals ik dat vroeger deed, toen de prijs in mijn ogen hoog was en het posterrek één exemplaar telde. In werkelijkheid is de prijs nooit veel groter geweest dan die van ieder stuk papier van hetzelfde formaat. We zien kunst toch graag als uitzonderlijker en exclusiever dan dat. Tegelijkertijd groeit het commentaar al jaren dat kunst té exclusief is en toegankelijk moet zijn voor iedereen. Dat kunst dan ook betaalbaar moet zijn voor die grote groep wordt benadrukt door het opduiken van The Affordable Art Fair en het onlangs begonnen New Chique Gallery. Maar is het mogelijk dat kunst voor iedereen exclusief is? Wat is daarbij de waarde van een kunstenaar?
Elke beginnend kunstenaar is gedwongen zichzelf die vraag te stellen, wanneer een eerste prijskaartje geplakt moet worden. Omdat prijs een vraag is met een hoog schouderophaalgehalte voor zowel koper als maker, noteerde ik een paar opvallende methodes die ik tegenkwam om de waarde van kunst te bepalen: