Liefde maakt dwazen van ons allen. Vandaar dit dwaze schrijven. Ik zeg het er maar even bij.
Op 14 november 2012 op het treinstation was ik zoals altijd te laat van huis vertrokken en had, ondanks fiks doortrappen op het nippertje mijn trein gemist. Welbekend met dit procedé sms’te ik mijn afspraak dat ‘de kloteklappers van de NS te vroeg waren vertrokken’ en stak blijmoedig een sigaretje op; dat had ik wel verdiend na al dat getrap. Mijn blijmoedig gerook werd onderbroken door serieuzer materie: ravenzwarte krullen, waar ik mijn neus de komende maanden dagelijks in zou begraven, een huid als kaneel waarvan ik de komende maanden elke centimeter zou ontdekken en twee amandelvormige ogen waarin het goed verzuipen was. Even tussen ons, majesteit, normaliter heb ik het totaal niet op het aanspreken van vreemden, en zeker niet als hun ogen tot verdrinken uitnodigen. Voor je het weet deel je een hypotheek en maak je ruzie over de prijs van kinderondergoed. En toch bood ik haar een sigaret aan. En toch zei ik iets. En zei zij iets terug. En voordat ik het wist wilde ik die conversatie voor de rest van mijn leven voortzetten. Liefde maakt dwazen van ons allen. Vandaar dit dwaze schrijven.