We zwenken naar links. Dan naar rechts.
En nog een keer.
Nog een keer.
Kapot wegdek? Ik steek mijn kop in het gangpad en kijk naar voren. We rijden op een verhoogde snelweg en het wegdek ziet er juist uitstekend uit. Mijn professor kijkt wat bezorgd, iets wat ik hem niet heb zien doen in de zeven maanden dat ik hier zit. Bezopen buschauffeur? De slapende medereizigers in de bus worden wakkergerukt en een voor een steken zij hun koppies boven de stoelen uit. Lekke band?
Het is echter het surrealistische beeld van een bestelbusje dat als een konijn over het wegdek hopt, hopt, hopt dat gebrand staat op mijn netvlies. Het collectief bewustzijn is wakker en het verkeer stopt tegelijkertijd langs de weg. Het is een aardbeving en niet zo'n kleintje ook.
Dan wordt het plotseling erger: de lantaarnpalen resoneren straf en de wolkenkrabbers deinen mee op de dreunende beat van Moeder Aarde. De bus schudt heftig heen en weer, alsof een onzichtbare ploeg voetbalhooligans met z'n allen aan het sjorren zijn aan een kant van de bus. "Deze duurt wel erg lang", wordt er gemompeld achter mij en opeens weet ik het weer: Dit is Tokyo en ze wachten al jaren op de aardbeving die de hele stad op zn grondvesten zou doen schudden.
Vier minuten later houdt het op en het eerste wat er door de bus wordt geschreeuwd is "Sugoy! Gruwelijk!"
De mobieltjes, inmiddels uit de zakken gegrist, worden opengeklapt en men zoekt druk op hoe sterk de aardbeving was en waar het epicentrum lag. Terwijl er nog druk wordt nagepraat over het hoe en wat, merk ik opeens hoe erg de bus stinkt naar angstzweet, en zet maar het raam open. Ik duw hem open en staar naar buiten: de trottoirs, pleinen en parken zijn overspoeld met grote groepen mensen, met en zónder helmen. Kinderen dragen hoezen op hun hoofden om zich tegen het eventueel vallend glas te beschermen. Ik voel me een ramptoerist en schaam me als ik merk dat ik zoek naar zichtbare schade van de aardverschuiving in dit metropool. Mijn aandacht wordt weer teruggezogen in de bus en zie dat, Toshinobu, mijn Japanse buurman, zich zorgen maakt. In tweede instantie zie ik dat hij niet de enige is; ik vraag aan een minder bezorgde collega wat er aan de hand is. "Ze vrezen voor hun families die aan de kust leven; niet alleen de Grote Bever, maar ook de tsunami die nu waarschijnlijk onderweg ..."
Een flinke naschok, die de hele bus de laatste kilometers doet zwijgen.
Eenmaal aangekomen op de universiteitscampus zien we helikopters cirkelen boven de stad, scannend naar calamiteiten. Onderweg naar het lab, zien we in de verte zwarte rookpluimen opstijgen vanuit Tokyo Bay en de loeiende sirenes op de achtergrond bevestigen onze vermoedens. Eenmaal binnen word het laatste nieuws van de nog rijdende treinen scherp gevolgd. Weer een naschok; en hoewel ik in de startblokken sta om het gebouw uit te rennen, lijken mijn collegae maar weinig onder de indruk. De Japanse publieke omroep maakt melding dat alle kerncentrales uit voorzorg hun operaties hebben gestaakt en het Japanse waarschuwingssysteem wordt geprezen. Een kerncentrale nabij Tokyo, in Fukushima (250 km), heeft wat problemen ondervonden, maar deze zullen snel verholpen worden, wordt ons toegezegd.
Treinen rijden niet, dus besluiten veel mensen om te overnachten op het lab. Ik besluit maar het beste er van te maken en spreek met mijn huisgenoot af in Shibuya, hét uitgaansgebied van Tokyo. Op weg naar de lift kom ik Toshinobu tegen en hij is zichtbaar blijer dan een paar uur geleden. Zijn familie is in veiligheid - geëvacueerd - en maken het goed. Zijn lach maakt mijn nacht goed.
Lopend naar Shibuya is het drukker dan normaal. Op straat zwerven mensen op zoek naar een taxi, banken hebben hun kantoren geopend om mensen te voorzien van een plek om te slapen, maar de grote drukte blijft uit; geen opgedofte meisjes en hippe kiddo's bij het plein, geen studenten die de picturebooths uitzwermen, geen salary men die in een hoekje liggen te kotsen en vooral niets van die typische vreugde, zoals je die alleen op de vrijdagavond kan meemaken op een van de drukste pleinen van Tokyo.
De volgende dag krijg ik een smsje van een Japanse vriendin met zorgwekkend nieuws. Ze besluit haar sms met een zin die zo uit de koker had kunnen komen van KesselsKramer.
"Stay Safe."