Een verrassend warm onthaal over dampende noodles in een establishment van twee bij twee. De bar is tot de nok toe gevuld met twee gasten, beiden vrijwilligers, twee uitbaters en één lokale meid. En ik. Arata, de vrijwilliger uit Tokio die enigszins behoorlijk Engels spreekt, groet me het hartelijkst. “Je aanwezigheid is je vooruitgesneld. De mensen hier stellen dat zeer op prijs dat er vrijwilligers deze kant op komen. Lust je een biertje? ”
De telefoon in mijn hotelkamer gaat en wekt mij uit mijn diepe slaap. Halfslaperig neem ik de telefoon op.
“Goedemorgen Michel-san, u spreekt met Satoshi.”
“Ja, goedemorgen Satoshi-san”, en ik vraag me tegelijkertijd af: who the fuck is Satoshi?
“Als u wilt meekomen naar het vrijwilligerscentrum, dan kunt u met mij meelopen. Ik vertrek binnen 15 minuten.”
Nog vermoeid van de reis en van de nacht daarvoor, sta ik maar op en kleed me gauw aan. Ik storm naar de lobby en zie Satoshi, de man die gisterenavond mij vanuit een hoekje in de lobby bekeek toen ik incheckte. Hij geeft me een ferme hand en zegt: “Aangenaam. Iedereen die hier in dit hotel logeert, is vrijwilliger.”