Argos
Argos en de gevechten achter de derde generatie-pil
Wetenschappers hekelen bemoeienis van Organon met nieuw onderzoek naar bijwerkingen derde-generatiepil
‘Waarom heeft Europees geneesmiddelenagentschap niet gekozen voor transparante procedure?’
Vooraanstaande wetenschappers, onder wie de hoofdredacteur van het British Journal of Hematology prof. Mike Greaves en de Leidse epidemioloog prof. Frits Rosendaal, hekelen in het VPRO-radioprogramma Argos (radio 1, vrijdag 27 april 2001) de bemoeienis van pilfabrikant Organon met een nieuw onderzoek naar de bijwerkingen van de ‘derde generatie’-anticonceptiepil. Het onderzoek is uitgevoerd op verzoek van het Europese geneesmiddelenagentschap EMEA en onlangs afgerond. De studie is nog niet gepubliceerd, maar Argos kreeg de beschikking over de onderzoeksopzet. Deze week hield EMEA in Londen een geheime hoorzitting over de vraag of het gebruik van deze pil aan banden moet worden gelegd. Dit gezien de verhoogde kans op veneuze trombose die de derde-generatiepil volgens een reeks van eerdere onderzoeken geeft bij vooral jonge vrouwen.
Met de derde-generatiepil zijn grote economische belangen gemoeid, zeker voor Organon uit Oss en moederconcern AKZO Nobel. Organon heeft geen tweede-generatiepil op de markt gebracht. En ‘de pil’ zorgt voor een belangrijk deel van de winst van AKZO. Sinds 1995 woedt er een fel wetenschappelijk debat over de derde-generatiepil. Internationaal zijn tal van onderzoeken gepubliceerd. Daarbij valt op, zo vertelt de adjunct-hoofdredacteur van het British Medical Journal J. Smith, dat door de industrie gesponsorde onderzoeken steeds weer concluderen dat gebruik van de derde-generatiepil geen verhoogde kans op veneuze trombose oplevert. Terwijl onafhankelijke, niet-gesponsorde onderzoeken doorgaans juist concluderen dat deze pil wel een extra risico op deze aandoening oplevert. Op 2 maart 2001 publiceerde Argos de resultaten van een geheimgehouden, door pilfabrikant Wyeth gesponsord, onderzoek. Deze Wyeth-studie is volgens prof. Rosendaal het eerste gesponsorde onderzoek dat de conclusies van de niet-gesponsorde onderzoeken bevestigt.
Het besluitvormingsproces binnen EMEA over de derde-generatiepil zit op dit moment in een cruciale fase. EMEA toetst de toelating van geneesmiddelen op de Europese markt. Deze week hield EMEA in Londen een hoorzitting, waarbij de farmaindustrie de kans kreeg haar standpunt nogmaals uiteen te zetten. Minister Borst van Volksgezondheid schreef in antwoord op Kamervragen naar aanleiding van de Argos-uitzending van begin maart dat de wetenschappelijke beoordelingscommissie van EMEA, het CPMP, in december 2000 een standpunt heeft ingenomen dat door de pilfabrikanten wordt betwist. Dit standpunt is geheim. EMEA wilde er geen enkele toelichting op geven. Noël Wathion, hoofd humanitaire geneesmiddelen van EMEA, verklaarde tegenover Argos dat zelfs de namen geheim zijn van de leden van de commissie die zich met deze kwestie bezighoudt.
Het oordeel van EMEA over de derde-generatiepil, dat binnenkort wordt verwacht, wordt gebaseerd op alle beschikbare studies. EMEA heeft, na alle eerdere studies, de industrie gevraagd een onderzoek te laten uitvoeren naar de biochemische verschillen tussen de tweede- en de derde-generatiepillen. Is er een wetenschappelijke verklaring voor de verhoogde kans op veneuze trombose bij gebruik van de derde-generatiepil? Het onderzoek is afgerond, maar de resultaten zijn geheim. Organon was coördinerend sponsor. Noch EMEA, noch Organon, noch de andere betrokken bedrijven (Schering en Wyeth) wilden de VPRO inzage geven. Wel kreeg Argos de beschikking over de onderzoeksopzet, het zogenaamde protocol, dat we voorlegden aan een aantal onafhankelijke wetenschappers, die er stevige kritiek op hebben.
Prof. Frits Rosendaal: “Wat opvalt is dat tussen de hoofdonderzoekers (de ‘principal investigators’) en de ‘Scientific Advisory Board’ de sponsors zitten. Pas daaronder zitten degenen die het onderzoek feitelijk uitvoeren, de centra en de laboratoria. Dat is vreemd. Dat betekent dat alle stromen van informatie en alle beslissingen via de sponsor verlopen. En dat lijkt mij, als we al dit soort gesponsord onderzoek moeten doen, niet de manier waarop we het moeten doen. Dat betekent dat de sponsor overal als een spin in het web zit. Het wijst niet op wetenschappelijke onafhankelijkheid. Je kunt je afvragen of dit soort onderzoek dat zo direct verordonneerd wordt door sponsors niet eerder marketingactiviteiten zijn dan wetenschappelijk onderzoek.”
Prof. Mike Greaves: “Als je een studie wilt opzetten om de bijwerkingen van twee medicijnen met elkaar te vergelijken, zou je hopen dat dit onafhankelijk gebeurt. De studie kan wel gesponsord zijn, maar het is niet de bedoeling dat de onderzoeksgegevens via het bedrijf lopen, zoals in deze studie gebeurt. Dan loop je immers het risico van belangenverstrengeling. Deze studie is een zogenaamde ‘open label’-studie. Dit houdt in dat de verschillende personen die bij de studie betrokken zijn weten welke bloedmonsters ze aan het analyseren zijn. Daarmee loop je het gevaar dat de resultaten beïnvloed worden. De opzet van deze studie is niet ideaal als je onbevooroordeelde resultaten wilt krijgen. Je kunt er, ongeacht de resultaten, op geen enkele manier zeker van zijn dat deze studie niet is beïnvloed.”
Greaves heeft er ook kritiek op dat de studie niet is gepubliceerd voordat ze binnen EMEA wordt besproken. “Deze studie vraagt zeker om beoordeling door onafhankelijke vakmensen. Dat is een fundamentele voorwaarde. We hebben hier te maken met een studie die door de industrie gesponsord is en ook voor een deel door de industrie wordt uitgevoerd. En die studie wordt dan zonder enig weerwoord, geïnterpreteerd door de autoriteiten. Dat is niet erg transparant. Dat geeft reden tot zorg over de valide interpretatie van de resultaten. Als dit naar een medisch tijdschrift was gestuurd, dan hadden drie of meer onafhankelijke experts hier naar gekeken. Ook de hoofd- en adjunct-hoofdredacteur van het betreffende tijdschrift zouden er naar gekeken hebben, van wie ook verwacht wordt dat ze geen banden met de industrie hebben. Het zou dan gepubliceerd worden, en de mogelijkheid zou ontstaan voor anderen, inclusief de industrie en de onderzoekers zelf, om te reageren op opmerkingen en kritiek. Dat is een open, transparante manier die ons dichter bij de waarheid brengt dan de geheime beoordeling door een commissie waar EMEA voor heeft gekozen.”