Argos
Helena Ranta over het bloedbad in Racak
Inleidende teksten:
AANKONDIGING
In de gids van deze week staat vermeld dat u nu, in Argos kunt luisteren naar een debat van een aantal Tweede Kamerleden over de oorlog om Kosovo. Dat is een vergissing. Dat debat is volgende week. Maar Argos gaat vandaag wel over Kosovo. Afgelopen zaterdag opende de NRC met het bericht dat de kritiek op de NAVO-acties in Kosovo ontzenuwd zou zijn. Kritiek die de laatste twee jaar ook regelmatig te horen was in Argos. En dan bedoelen we nog niet eens de kritiek die nu actueel is, namelijk de vraag wat heeft de NAVO eigenlijk bereikt in Kosovo? De Albanezen keren zich steeds meer tegen de NAVO en de NAVO-strijdkrachten zoeken samenwerking met de voormalige vijand, het Joegoslavische leger, in de strijd tegen de Albanese rebellen in het grensgebied met Macedonië.
In het artikel in de NRC ging het over iets anders.
Op 15 januari 1999, twee manden voor het begin van de oorlog, vonden 45 Albanezen de dood in het Kosovaarse dorp Racak. Een gruwelijke gebeurtenis. In Argos stelden we een aantal keren kritische vragen bij de manier waarop de NAVO dat incident gebruikte om de geesten rijp te maken voor haar ingrijpen. Die kritische vragen nu, zo schreef de NRC, zijn ontzenuwd. Maar hoe vaak we het artikel ook lazen, we slaagden er niet in te begrijpen op basis van welke informatie de NRC die ferme conclusie kon trekken.. Dat vraagt om een nader onderzoek. Luistert u daarom naar Argos.
Tekst 1
Verslaggever Fred Stroobants in Racak. Samen met de Belgische hoogleraar Raymond Detrez bezocht hij in juni vorig jaar dit dorpje in Kosovo. Historicus Detrez schreef verschillende boeken over de conflicten in het voormalige Joegoslavië.
Racak. Het bloedbad in die plaats in januari 1999 speelde een cruciale rol in de aanloop naar de oorlog om Kosovo. De golf van verontwaardiging over de moordpartij die de Serviërs in Racak zouden hebben aangericht, maakte de weg vrij voor de NAVO-bombardementen op Kosovo en Servië. Maar ruim twee jaar na dato bestaat er nog steeds grote twijfel over wat er toen precies is gebeurd in Racak. En ook over hoe die gebeurtenissen moeten worden beoordeeld.
Tekst 1-A
Met deze kop opende het NRC/Handelsblad van afgelopen zaterdag. Het artikel ging verder met:
“Het bloedbad in het Kosovaarse dorp Racak, in 1999 mede aanleiding voor NAVO-bombardementen op Joegoslavië, was niet in scene gezet door Albanezen.”
Tekst 1-B
Als bron voor deze conclusie voert de krant de Finse pathologe Helena Ranta op. Ranta leidde het team van forensische experts dat in opdracht van de Europese Unie en later ook van het Joegoslavië Tribunaal de gebeurtenissen in Racak onderzocht.
"In een gesprek met deze krant zegt Helena Ranta dat de 45 Albanese slachtoffers ongewapende burgers waren.”
Tekst 1-C
Maar diezelfde Helena Ranta werd vijf weken eerder, op 8 februari van dit jaar, in een spraakmakende televisie-uitzending van de Duitse actualiteitenrubriek ‘Monitor’ opgevoerd, terwijl ze precies het tegenóvergestelde beweerde.
Tekst 1-D
“Ik ben me ervan bewust dat je kunt zeggen dat het hele voorval in dit kleine dal, in scene is gezet. Dat is inderdaad een mogelijkheid.” Aldus Ranta, tenminste volgens de vertaling van de Duitse voice over.
Muziek heeeel kort laten opkomen
Tekst 1-E
Twee tegenovergestelde lezingen, nota bene op grond van dezelfde bron.
De vraag is twee jaar na dato nog steeds: was Racak een bewuste massa-executie van onschuldige burgers door Servische veiligheidstroepen; óf was het een bloedig incident, uitgelokt en zelfs gedeeltelijk in scene gezet door Albanese vrijheidsstrijders van het UCK? Of was het een gruweldaad, zoals er meer voorkomen in een situatie van guerrilla en contra-guerrilla, en werd die door een van de betrokken partijen bewust opgeblazen en uitgebuit?
Argos over waarheidsvinding en propaganda.
Tekst 2
“Ik ben me ervan bewust dat je kunt zeggen dat het hele voorval in dit kleine dal, in scene is gezet. Dat is inderdaad een mogelijkheid.” U hoort opnieuw Helena Ranta in de Duitse televisierubriek Monitor op 8 februari van dit jaar. Althans in de versie van de Duitse vertaling. Het fragment vervolgt met:
Tekst 3
“Deze conclusie volgt zowel uit onze eerste onderzoeksresultaten alsook uit onze latere forensische onderzoeken, die we in november 1999 ter plekke gedaan hebben. En deze conclusie hebben we ook direct aan het Tribunaal in Den Haag gemeld.” Aldus nog steeds de Duitse vertaling van de woorden van Helena Ranta.
Diezelfde avond was op de Duitse televisie een documentaire te zien over de Kosovo-oorlog, van dezelfde programmamakers, getiteld ‘Es begann mit einer Lüge’ – ‘Het begon met een leugen’. Beide uitzendingen leidden in Duitsland tot een felle polemiek en zelfs tot een debat in de Bondsdag.
Maar als wij het interview met Ranta in de Monitor-uitzending heel precies naluisteren, komen we tot de conclusie dat haar woorden wel heel onzorgvuldig in het Duits zijn vertaald. In het Engels beweert ze namelijk iets heel anders. Letterlijk vertaald zegt ze:
“Ik ben me ervan bewust dat er mensen zijn die zeggen dat het voorval in de greppel in scene is gezet. En natuurlijk, dat is een mogelijkheid. Deze kwestie kan worden bekeken in het licht van ons onderzoek ter plekke en verdere analyse van de forensische onderzoeken in de greppel in november 1999. Deze gegevens hebben we direct overlegd aan het Tribunaal.”
Het lijkt er dus op dat de Duitse televisiemakers door hun vertaling hun eigen conclusie, namelijk dat het bloedbad in Racak in scene is gezet, in de mond hebben gelegd van Ranta, die zich in het Engels veel voorzichtiger uitdrukt. Ze noemt het slechts een theoretische mogelijkheid en zeker géén conclusie die ze aan het Tribunaal heeft gemeld.
Tekst 3-B
De Duitse televisiemakers hebben hun bron, Helena Ranta, dus flink geweld aan gedaan. Maar betekent dit nu dat NRC/Handelsblad in haar editie van afgelopen zaterdag, waarin Ranta het tegenóvergestelde beweert, het wél bij het rechte eind heeft.
Defensie-deskundige professor Rob de Wijk van het Instituut Clingendael:
Tekst 4
Defensie-deskundige De Wijk.
Zijn verbazing over het artikel in NRC/Handelsblad van afgelopen zaterdag onder de kop ‘Bloedbad Racak niet in scene gezet. Kritiek ontzenuwd op NAVO-acties’ geldt dus niet het feit dat Racak niet in scene gezet zou zijn door de Albanezen. Het gaat hem veel meer om de suggestie die van het artikel uitgaat dat met de aangehaalde uitspraken van Ranta álle kritische vragen die de afgelopen twee jaar zijn opgeworpen over de gebeurtenissen in Racak, in één klap van tafel zijn geveegd. Volgens De Wijk is het vooral van belang om te kijken naar de context waarbinnen Racak plaatsvond en de beeldvorming die rondom de gebeurtenissen werd gecreëerd.
Tekst
De Amerikaanse diplomaat William Walker, hoofd van de OVSE-missie in Kosovo, in een fragment van het radioprogramma ‘Met Het Oog Op Morgen’ van 16 januari 1999, een dag na de aanval van Servische troepen op Racak. Walker is eerder die dag aangekomen in het dorp, dat op dat moment al weer onder controle staat van het UCK. Vervolgens ging hij, met in zijn kielzog tal van journalisten en cameraploegen, op onderzoek uit.
Voor het oog van de camera’s heeft Walker zijn conclusie meteen paraat: dit is een bloedbad onder Albanese burgers, aangericht door Servische veiligheidstroepen. Een conclusie, die onmiddellijk de hele wereld rondgaat.
Tekst
‘Met Het Oog Op Morgen’ van 17 januari 1999. De toon is gezet, zonder enig voorbehoud. Ook minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken reageert in dezelfde trant:
Tekst
Voor twijfel lijkt dan al geen plaats meer. Even klinken er nog wel kritische vragen door. Vragen zoals: was het wel een massa-executie van onschuldige burgers? Of waren de doden het slachtoffer van schermutselingen tussen Servische eenheden en strijders van het UCK?
De Europese Unie, op dat moment voorgezeten door Duitsland, geeft aan een forensisch team van Finse pathologen opdracht een onderzoek uit te voeren.
Na twee maanden komen de Finnen met een eerste tussenrapport. Onder grote mediabelangstelling worden op 17 maart, op een persconferentie in de Kosovaarse hoofdstad Pristina, een aantal conclusies gepresenteerd. En dan lijkt – althans volgens de berichtgeving in de media – elke twijfel definitief te zijn weggenomen. Ook al blijft het rapport zélf geheim.
Tekst
De Servische veiligheidspolitie en het Joegoslavische leger hebben zich in Racak schuldig gemaakt aan een bloedbad onder ongewapende burgers. Dat staat na het Finse onderzoek nu onomstotelijk vast, concludeert OVSE-hoofd Walker op 17 maart 1999. En dat precies een week voordat de NAVO begint met zijn bombardementen op Servië en Kosovo.
Achteraf zal NAVO-opperbevelhebber Clark duidelijk maken dat Racak voor het bondgenootschap de omslag betekende om te kiezen voor gewapende actie.
Tekst
Volgens de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Allbright was Racak cruciaal voor de beslissing van de Amerikanen om militair in te grijpen.
Tekst 5
Een jaar na de NAVO-actie ‘Allied Force’ groeide de twijfel over wat er werkelijk in Racak was gebeurd. In de Argos-uitzending op 25 februari 2000 spraken wij al met Helena Ranta, het hoofd van het team van pathologen, dat het forensisch onderzoek naar het Racak-incident uitvoerde. Wat NRC/Handelsblad afgelopen zaterdag schreef, namelijk dat Ranta tot die dag twee heeft gezwegen, klopt dus ook niet. Wij spraken het afgelopen jaar verschillende keren met haar. In onze uitzending van 25 februari 2000 vroegen wij Ranta naar de
sectierapporten die zij een jaar eerder had overhandigd aan de Europese Unie. Die rapporten zouden namelijk over veel vragen opheldering kunnen verschaffen. Maar ze werden angstvallig geheim gehouden.
Kon zij wel uitsluitsel geven, zo vroegen we haar toen, over de vraag of de slachtoffers inderdaad burgers waren.
Tekst
Ranta maakt in het gesprek ook duidelijk dat de persconferentie op 17 maart 1999 in Pristina tegen haar zin plaats vond. Zij zelf wilde het onderzoek eerst rustig afronden. Maar onder zware druk van EU-voorzitter Duitsland presenteerde ze toch een aantal conclusies.
Tekst 6
Een maand na ons gesprek met Helena Ranta wisten wij in maart vorig jaar in samenwerking met de ‘Berliner Zeitung’ de hand te leggen op de geheime autopsierapporten van Racak. De sectierapporten, die het onderzoeksteam onder leiding van Ranta een jaar eerder in opdracht van de Europese Unie had opgesteld.
We legden de rapporten in onze uitzending van 24 maart 2000 voor aan de forensisch patholoog Martin Voortman, ex-directeur van het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie in Rijswijk. Eén van zijn conclusies was dat op grond van de lijkschouwingen niet viel uit te maken of alle slachtoffers tegelijkertijd zijn doodgeschoten.
Tekst 7
Later kregen we bevestigd door Helena Ranta dat haar team inderdaad nooit onderzoek naar kruitsporen op de handen van de slachtoffers heeft gedaan.
Patholoog Voortman kon in de autopsierapporten ook geen andere informatie vinden waaruit viel op te maken of de slachtoffers strijders dan wel burgers waren.
Tekst 16
In Racak worden verslaggever Fred Stroobants en historicus Raymond Detrez vergezeld door een Belgische ontwikkelingswerkster en een tolk.
Tekst 8
Toen verslaggever Fred Stroobants in juni vorig jaar samen historicus Raymond Detrez Racak bezocht, maakte men er in het dorp zelf dus geen geheim van dat er op die 15de januari 1999 in Racak ook UCK-strijders onder de doden waren.
De rol van dat UCK in Racak is voor defensiedeskundige Rob de Wijk van het Instituut Clingendael cruciaal voor een goede beoordeling van het bloedbad.
Tekst 9
Eén van die Albanezen op wie Rob de Wijk doelt, is Dugi Gorani. Hij was lid van de Kosovaarse onderhandelingsdelegatie tijdens vredesbesprekingen. In de documentaire die de BBC op 12 maart 2000 uitzond, suggereerde Gorani dat het UCK vanuit dorpen zoals Racak bewust provocaties ondernam om Servische tegenacties tegen de burgerbevolking uit te lokken. “Iedere Albanees wist dat elke burger die omkwam, interventie dichterbij bracht”, aldus Gorani.
Tekst 10 = BREAKTEKST
U luistert naar Radio 1, de VPRO, het programma Argos. Vandaag over het bloedbad in het Kosovaarse dorp Racak. Op 15 januari 1999 werden daar 45 Albanezen gedood. Racak was mede aanleiding voor de NAVO-bombardementen op Kosovo en Servië.
Aanleiding om opnieuw aandacht te besteden aan deze na ruim twee jaar nog steeds zeer omstreden gebeurtenis, is de opening van NRC/Handelsblad van afgelopen zaterdag.
Onder de kop “Kritiek ontzenuwd op NAVO-acties” schrijft de krant dat het bloedbad in Racak niet in scene was gezet door Albanezen. Als enige bron voor deze conclusie voert de krant de Finse pathologe Helena Ranta op. Ranta leidde het team van forensische experts dat in opdracht van de Europese Unie en later ook van het Joegoslavie Tribunaal de gebeurtenissen in Racak onderzocht.
Na een opsomming van de onthullingen van de Berliner Zeitung, Argos en de BBC schrijft het NRC/Handelsblad het volgende
Tekst 11
Aldus NRC/Handelsblad van afgelopen zaterdag.
Wij hebben de afgelopen twee jaar regelmatig contact gehouden met Helena Ranta en daarom wekten deze en andere uitlatingen van Ranta in de NRC onze verbazing. En nog meer de stellige conclusies die krant op basis van haar uitlatingen trekt. Daarom spraken wij deze week opnieuw uitgebreid met Helena Ranta en legden we haar een aantal conclusie van NRC/Handelsblad voor.
Om te beginnen: Kan Ranta nu - nadat zij haar Racak-onderzoek heeft afgesloten en de resultaten heeft overhandigd aan het Joegoslavië Tribunaal - de vraag beantwoorden of de slachtoffers van Racak ongewapende burgers waren?
Tekst 12
Ranta herhaalt wat ze ook in het eerdere interview hierover tegen ons zei: er is geen enkel bewijs gevonden dat het strijders waren. Maar dat geldt alleen voor het moment op vrijdag 15 januari 1999 waarop deze mensen om het leven kwamen. Op dat moment droegen ze noch uniformen noch wapens. En ze hadden ook geen munitie in hun zakken. In juridische zin zijn het dus geen strijders die werden gedood en dat is een belangrijk gegeven voor de zaak straks voor het Joegoslavië Tribunaal. Maar of deze mensen of een deel ervan in de uren of dagen die daaraan voorafgingen als strijders betrokken waren bij de gevechten rondom Racak tussen het UCK en Servische troepen, daarover kan Ranta nog steeds geen uitsluitsel geven.
Tekst 13
NRC Handelsblad schrijft dat Ranta er zeker van is dat de 45 doden die op 16 januari door de OVSE in Racak werden gevonden allemaal ongewapende burgers waren. De krant schrijft verder dat de negen UCK-strijders die in het gevecht met de Serviërs om Racak sneuvelden niet bij de 45 hoorden van wie de lichamen op 16 januari werden gevonden. Kan Ranta dat bevestigen?
Vertaling:
“We hebben slechts 40 lichamen onderzocht en hebben geen informatie uit eerste hand wat er gebeurde met de andere 5 slachtoffers die door de OVSE werden gevonden. We hebben ook geen zekerheid over het aantal gedode UCK-strijders en Servische militairen. En we weten niets over wat zich heeft afgespeeld in de vroege morgen van vrijdag 15 januari 1999.”
Tekst 14
De NRC legde Ranta een uitspraak over de 45 doden in de mond. Dat kan helemaal niet, omdat haar onderzoeksteam slechts 40 lichamen gezien heeft.
Op één punt kan Ranta nu méér zeggen dan een jaar geleden toen we haar interviewden. Dit komt omdat dit punt is opgenomen in een samenvatting van Ranta’s onderzoek die enkele weken geleden werd vrijgegeven door de Europese Unie. Het gaat om de 23 lijken die bij elkaar werden gevonden in een greppel. Ranta heeft bewijsmateriaal dat er op duidt dat deze 23 slachtoffers van relatief korte afstand zijn neergeschoten. Dit gaat in tegen de versie die van Servische zijde steeds werd gegeven over de doden in de greppel. Deze zouden in gevecht zijn omgekomen en pas daarna allemaal bij elkaar zijn gelegd. Het bewijsmateriaal dat Ranta heeft verzameld duidt er op dat deze mensen ter plaatse zijn geëxecuteerd.
Maar wat weet Helena Ranta nu over de dood van de andere 22 slachtoffers die de OVSE vond? Bijvoorbeeld over de afstand waarvan op deze mensen werden geschoten?
Vertaling:
Het is zeer moeilijk om daar een exact antwoord op te geven. Zowel de Servische pathologen als de Wit-Russische artsen die de autopsies uitvoerden gaan uit van een afstand van 100 tot 200 meter.
Tekst 15
In tegenstelling tot de 23 in de greppel zijn deze mensen dus van een vrij grote afstand geraakt. De omstandigheden en de precieze toedracht zijn onbekend. Ook is niet duidelijk wat er daarna gebeurde met de lichamen, zeker niet met de vijf lichamen die het onderzoeksteam van Helena Ranta nooit heeft gezien.
Vertaling:
Of ze bijvoorbeeld meegenomen zijn door het UCK of door de Serviërs, ik weet het niet. In een van de OVSE-rapporten wordt wel melding gemaakt dat OVSE-waarnemers geholpen hebben om een aantal gewonde UCK-strijders naar een hospitaal te brengen. Het enige wat ik zeker weet is dat de veertig lichamen die wij onderzocht hebben geen wapens en uniformen droegen.
Tekst 16
De NRC van 10 maart jongstleden suggereert dat met het onderzoek van Ranta ook de theorie is weerlegd dat Racak is uitgelokt door het UCK, om een Servische tegenactie te provoceren en daarmee de NAVO tot ingrijpen te dwingen.
Vertaling:
Wij hebben op geen enkele manier onderzoek gedaan naar de rol of de provocatieve houding van de twee betrokken partijen. En ik ben geen militair deskundige. Maar als we nu terugkijken dan is duidelijk dat beide partijen betrokken waren bij de geweldsescalatie. En we weten bijvoorbeeld dat er in de dagen die voorafgingen aan de strijd om Racak in de buurt van het dorp Servische politieagenten in een hinderlaag werden gedood.”
tekst 17
Hoe is het toch mogelijk dat uit de interviews die Helena Ranta de afgelopen weken, na de vrijgave van de samenvatting van haar onderzoek, heeft gegeven aan diverse media volstrekt tegenovergestelde conclusies werden getrokken?
Tekst
Helena Ranta kan dus nooit de enige bron geweest zijn voor het artikel in de NRC, of ze is niet goed geciteerd. De feiten over Racak staan in haar rapport dat geheim blijft tot de dag dat het Joegoslavië Tribunaal een rechtszaak begint tegen Milosovic. Dan moeten de rechters in Den Haag de feiten wegen die Ranta daar naar voren zal brengen.
Als dat moment ooit aanbreekt.
Tot die dag zullen er vragen blijven over de preciese toedracht in Racak in januari 1999. Vragen die onder andere voortkomen uit het gegeven dat het bloedbad in Racak niet los gezien kan worden van de situatie in Kosovo vóór de bombardementen. Dat zegt defensiespecialist en onderzoeker van het instituur Clingendael, Rob de Wijk.
AFKONDIGING
Natuurlijk hebben we de redacteur van de NRC?handelsblad die het bewuste artikel geschreven heeft, Petra de Koning, om een reactie gevraagd. Zij had geen behoefte aan een discussie over haar artikel in ons programma. Ook hoofdredacteur Jensma van de NRC weigerde ons te woord te staan.
Argos werd deze week gemaakt door Huub Jaspers, Annemiek van der Laan, Fred Stroobrants, Katrien de Klein, Stefan Heijdendael, Paul Schoenmaker, Kees van den Bosch en Gerard Legebeke.