Argos
Kosovo-oorlog (deel 1)
Vandaag precies een jaar geleden, op 18 februari 1999, legde de Amerikaanse onderhandelaar Christopher Hill aan de strijdende partijen in Kosovo, het militaire deel van het conceptakkoord van Rambouillet voor. Daarna liepen de onderhandelingen definitief vast. Die onderhandelingen in Rambouillet heetten een laatste poging te zijn om NAVO-bombardementen op Kosovo en Joegoslavië te voorkomen. Maar was dat ook de werkelijke bedoeling van Rambouillet? Of was het de opmaat tot de oorlog, de laatste stap in de oorlogsvoorbereidingen? Waarom zijn bepaalde details geheim gehouden? En hoe betrouwbaar zijn de officiële lezingen van een aantal belangrijke gebeurtenissen die aan Rambouillet vooraf gingen?
Argos met nieuwe feiten over voor- en eindspel van de Kosovo- oorlog.
--------
Eerste deel van een tweeluik over de internationale crisis rond de Servische provincie Kosovo.
Vraaggesprekken met defensiespecialist Rob de Wijk van Instituut Clingendael, onderzoeker Karel Koster van de British American Security Information Council (BASIC) (telefonisch), commandant Willy Dobson van de Britse luchtmacht (telefonisch, met vertaling) en de Duitse journalist Andreas Zumach (telefonisch, met vertaling).
Onderwerpen van gesprek zijn: het militaire deel van het concept-vredesakkoord van Rambouillet waarop de onderhandelingen tussen de strijdende partijen definitief vastliepen; de werkelijke bedoeling van Rambouillet; de wijze waarop de publieke opinie werd beïnvloed om bombardementen tegen de Joegoslavische president Milosevic mogelijk te maken; de vraag in hoeverre de officiële lezingen betrouwbaar zijn van een aantal belangrijke gebeurtenissen die aan Rambouillet voorafgingen; de veronderstelling dat een Brits militair vliegtuig, dat kort na de start verongelukte, op weg was naar de Kosovaarse stad Pristina om een Russische verassingsactie te dwarsbomen.
Geïllustreerd met historische geluidsfragmenten van onder meer een Argos-uitzending over Rambouillet van 30-04-1999, citaten uit historische bronnen en een citaat van een woordvoerder van het Britse Ministerie van Defensie.
Inleidende teksten, misschien niet volledig:
Tekst 1
Het NOS-radionieuws over de onderhandelingen van Rambouillet. Vandaag, precies een jaar geleden, op 18 februari 1999, was het een bijzondere dag tijdens die onderhandelingen. De Amerikaanse onderhandelaar Christopher Hill legde toen aan de strijdende partijen in Kosovo, de Servische regering en het Kosovo-bevrijdingsleger UCK, het militaire deel van het concept-akkoord van Rambouillet voor. Daarmee liepen de onderhandelingen definitief vast.
Die onderhandelingen heetten een laatste poging te zijn om NAVO-bombardementen te voorkomen. Maar was dat ook de werkelijke bedoeling van Rambouillet? Of de enige? Of was het de opmaat tot de oorlog, de laatste stap in de oorlogsvoorbereidingen? En tegelijkertijd een zet in de slag om de publieke opinie in het Westen.
Waarom zijn bepaalde details geheim gehouden? En hoe betrouwbaar is de officiële lezing van een aantal belangrijke gebeurtenissen, die aan Rambouillet vooraf gingen? En wat heeft de NAVO-operatie ‘Allied Force’ opgeleverd?
In Argos vandaag en ook volgende week: een terugblik op de Kosovo-crisis.
Tekst 1-B
Om te beginnen gaan we eerst naar het eind van de NAVO-luchtaanvallen, als de NAVO en de Servische machthebbers na 78 dagen bombarderen op 11 juni een militair accoord hebben gesloten. De nachtmerrie lijkt voorbij.
Tekst 2
‘Met Het Oog Op Morgen’ van 12 juni 1999. Tot verrassing en ontzetting van de NAVO hebben 200 man Russische troepen met pantservoertuigen in de voorafgaande nacht het vliegveld van de Kosovaarse hoofdstad Pristina bezet. De intocht van de NAVO in Kosovo is al in een crisis beland, nog voordat ze werkelijk is begonnen. Een confrontatie tussen de NAVO en Rusland dreigt. Aan westerse zijde proberen sommigen de Russen te paaien, zoals de Amerikaanse president Clinton:
Tekst 3
Anderen reageren geïrriteerd, zoals de Amerikaanse minister van Defensie Cohen. Die bestempelt de Russische actie als een beschamende vertoning:
Tekst 4
De NAVO moet de Russen op het vliegveld van Pristina dulden . De situatie blijft dreigend. Pas op 26 juni kan de Britse generaal Jackson, de commandant van de NAVO-troepenmacht in Kosovo, KFOR, het eerste NAVO-vliegtuig op het vliegveld van Pristina begroeten.
Tekst 5
De Britse generaal Jackson, commandant van KFOR, twee weken nadat de Russen met hun verrassingsactie het vliegveld van Pristina hebben bezet. Rond die Russische actie heeft Jackson een opmerkelijke rol gespeeld, althans volgens het Duitse weekblad ‘Der Spiegel’. Dat meldt in januari van dit jaar dat Jackson op 11 juni 1999 een bevel van de Amerikaanse NAVO-opperbevelhebber Clark zou hebben geweigerd. Clark zou Jackson opdracht hebben gegeven om het vliegveld van Pristina middels een bliksemactie te bezetten voor de aankomst van de Russen. Jackson zou dit hebben geweigerd met de woorden: “Dit doe ik niet. Dit is het niet waard om de Derde Wereldoorlog te beginnen.”
Dit verhaal wordt bevestigd door defensie-deskundige Rob de Wijk, onderzoeker aan het Instituut Clingendael en hoogleraar aan de universiteit van Leiden en aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda.
Tekst 6
Dat is dus het officiële verhaal. Maar er is ook een ander verhaal:
“Op 11 juni 1999, aan het einde van de Kosovo-oorlog verongelukte een Lyneham Transport Wing Hercules op Kukes nabij Tirana in Albanië. Het toestel kon tijdens de nachtelijke start van Kukes geen hoogte winnen, raakte een stenen huis voorbij het einde van de baan en crashte. De twaalf inzittenden ontsnapten aan de dood en slechts een liep lichte verwondingen op. Volgens een gerucht was het toestel te zwaar beladen met onder meer munitie. De crew van het toestel was van het 47e squadron.”
Tekst 7
Een bericht uit het blad van vliegtuigspotters ‘Scramble’ van juli en augustus 1999. Vliegtuigspotters volgen en fotograferen de bewegingen van vliegtuigen en houden ook nauwkeurig een lijst van vliegtuigongelukken bij. Onderzoeker Karel Koster stuitte op dit bericht in het spottersblad. Koster is verbonden aan BASIC, de British American Security Information Council.
Tekst 8
Defensiedeskundige Rob de Wijk bevestigt dat de speciale Britse commando-eenheden van de SAS in Kosovo actief waren.
Tekst 9
Op de website van de Royal Air Force in het Britse Lyneham staat bij 11 juni 1999 vermeld:
“Het verlies van een van onze Hercules transportvliegtuigen op vrijdag avond heeft geen vertraging opgeleverd voor de bevoorrading van de troepen op de Balkan.
De Hercules steeg op van het vliegveld in Kukes in Noord-Albanië en kreeg meteen problemen. Daardoor stortte het vliegtuig achter het vliegveld neer waarna het in brand vloog. De vijf bemanningsleden en zeven militaire passagiers verlieten het wrak onmiddellijk, de enige verwondingen waren, behalve een paar schrammen en builen, een duim uit de kom en een gebroken been. Het vliegtuig is totaal verwoest, het werd al gauw een grote vuurbal en brandde volledig uit. De bemanning is naar Italië gevlogen en zit inmiddels thuis. Een commissie is bezig het ongeluk te onderzoeken.”
Tekst 10
Dat de Hercules op 11 juni 1999 crashte vlakbij de grens met Kosovo, staat dus vast. Maar wat was aan boord van het vliegtuig. En wat was de bestemming.
Aan boord waren commando’s van de SAS, zo wordt ons verteld. De lading bestond uit munitie en zwaar materieel. Het vliegtuig had een speciale missie: commando’s en materieel afzetten op het vliegveld van Pristina om zo de Russische troepen vóór te zijn en de pas af te snijden. Met deze bliksemactie moest op het allerlaatste moment worden voorkomen dat de Russen de luchthaven zouden bezetten.
Karel Koster, onderzoeker van BASIC:
Tekst 11
Opmerkelijk genoeg had het vliegtuigongeluk op zichzelf ook al in een Nederlandse krant als de NRC gestaan. Maar wel met een belangrijk verschil, vertelt Karel Koster.
Tekst 12
We vragen een reactie aan Willy Dobson, commandant van het 47ste squadron in het Britse Lyneham, waartoe het verongelukte vliegtuig behoorde.
Tekst 13
“Het was een transpórt-vlucht van Albanië naar Italië”, zegt commandant Dobson van het 47ste squadron. En hij ontkent dat álle 12 aanwezige inzittenden leden van de SAS waren. “En al waren sommigen van hen lid van de SAS, dan kan ik dat niet bevestigen of ontkennen”, aldus Dobson.
We vragen ook een reactie aan Ben White, de officiële woordvoerder van het Britse ministerie van Defensie. Ook hij wil niet ingaan op vragen over een mogelijke SAS-actie. White vertelt wél waar de Hercules volgens hem naar onderweg was: “Het was een routine-traíningsvlucht boven Macedonië”, aldus White. Daarmee spreekt hij de verklaring van commandant Dobson dus op een belangrijk onderdeel tegen.
Het verhaal van de mislukte SAS-actie wordt wel bevestigd door Clingendael-onderzoeker Rob de Wijk, als in het interview met hem de Russische verrassingsactie ter sprake komt.
Tekst 14
Onderzoeker De Wijk bevestigt dus dat een speciale operatie van de Britse SAS om de Russen op 11 juni 1999 op het vliegveld van Pristina vóór te zijn is mislukt. Mislukt door de crash van het vliegtuig dat het zware materieel voor deze actie moest aanvoeren.
Tekst 14-B
Dat was de periode onmiddellijk na het einde van de NAVO-bombardementen. Maar nu terug naar Rambouillet, naar de periode die aan de NAVO-actie Allied Force voorafging. In het kasteel van Rambouillet onderhandelden de strijdende partijen uit Kosovo onder supervisie van de zogenaamde ‘Contactgroep voor ex-Joegoslavië’. Daarin heeft naast de NAVO-landen de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland en Italië ook Rusland zitting.
TEKST 15
Een zelfverzekerde minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken op 15 februari 1999, toen de onderhandelingen in Rambouillet een beslissende fase ingingen. Milosevic moest een gewapende interventiemacht accepteren. Dat was de kern van het probleem, aldus de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, die ook trots verzekerde dat Nederland, hoewel geen lid van de Contactgroep, toch echt wel volledig op de hoogte werd gehouden.
Een week later was er nog steeds geen akkoord, zo berichtte correspondent Thijs Berman van het Radio 1-Journaal vanuit Rambouillet.
TEKST 16
Een militaire interventiemacht, om een politiek akkoord in Kosovo uit te voeren, dat bleef een heikel punt voor de Servische machthebbers.
Nieuwe onderhandelingen in maart, dit keer in Parijs, leverden opnieuw niets op. Vervolgens begon de NAVO op 24 maart 1999 met de bombardementen op Servië, gesteund door de parlementen van alle NAVO-lidstaten. In de meeste landen gebeurde dat met verbazingwekkend weinig discussie en opschudding. Maar na een paar weken ontstond er in de Bondsdag, het Duitse parlement, wel de nodige commotie, nadat het in Berlijn uitgegeven dagblad ‘die Tageszeiting, de TAZ, in de eerste helft van april een serie artikelen publiceerde over het concept-verdrag van Rambouillet.
Ze waren geschreven door VN-correspondent Andreas Zumach. Zumach vertelt waarover de opschudding ontstond.
Tekst 17
In onze uitzending van 30 april vorig jaar berichtten wij over deze Annex B van het concept-verdrag van Rambouillet en we vroegen commentaar aan de historicus Wim Klinkert, verbonden aan de sectie Krijgsgeschiedenis van de Koninklijke Militaire Academie in Breda.
Tekst 19
Nadat de geheime Annex-B in de openbaarheid was gekomen, ontbrandde er een discussie over de rol die de Annex wel of niet zou hebben gespeeld in de mislukking van Rambouillet. Volgens Clingendael-onderzoeker Rob de Wijk bijvoorbeeld had de Annex maar weinig belang.
Tekst 20
De Nederlandse Defensie-deskundige Rob de Wijk.
De Duitse journalist Andreas Zumach heeft een andere analyse:
Tekst 21
Deze analyse van de Duitse journalist Zumach lijkt te worden bevestigd door verschillende Amerikaanse bronnen.
Henry Kissinger, voormalig minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, schreef op 10 januari 2000 in The Washington Post
“De NAVO eiste in Rambouillet, naast het recht om ongelimiteerd troepen over het Joegoslavische grondgebied te verplaatsen, ook het recht een provincie van een soevereine staat te bezetten. Dit alles nog vóórdat de grootschalige etnische zuiveringen waren begonnen. Deze NAVO-eisen garandeerden de bloedigst denkbare afloop. Zelfs een redelijke Joegoslavische regering zou deze voorwaarden niet hebben geaccepteerd’.”
Tekst 22
De International Herald Tribune berichtte op 11 juni 1999:
“Over de onderhandelingen in Rambouillet zei een van de medewerkers van Allbright onlangs dat die maar één doel hadden: “De oorlog te laten beginnen en de Europeanen daarbij te betrekken”.
Tekst 23
Het Amerikaanse tijdschrift ‘The Nation’ schreef in december 1999 over de onderhandelingen in Rambouillet:
“Van een zeer betrouwbare journalist, iemand die regelmatig meereist met minister Allbright, hoorde ik dat een hoge ambtenaar die anoniem wilde blijven, had zitten opscheppen over het feit dat de Verenigde Staten “opzettelijk de lat hoger hebben gelegd dan de Serviërs konden accepteren”. De Serviërs hadden een paar bommen nodig om redelijk te worden, aldus die hoge ambtenaar.”
Tekst 24
Defensie-deskundige Rob de Wijk van Clingendael onderschrijft wel harde opstelling van de Amerikanen tijdens de onderhandelingen. Alleen betwijfelt hij de rol van Annex-B.
Tekst 25
Want Annex B of niet, Rob de Wijk is ervan overtuigd dat de westerse landen in die fase van Rambouillet, die aan de bombardementen vooraf ging, zich niet bepaald onpartijdig hebben opgesteld.