*** START TRANSCRIPTIE***
Argos:
Goedemiddag en welkom bij Argos, het onderzoeksprogramma van Radio 1. Ik hoor dat de nieuwslezer van de NOS ook net aan onderzoek heeft gedaan. ‘Nederland is verantwoordelijk voor de dood van drie moslim-mannen', dat besliste het Haagse gerechtshof deze week. In de hectische dagen rond de val de enclave in Srebrenica stuurden Nederlandse militairen drie familieleden van Bosnische medewerkers van Dutchbat weg van de compound; hun dood tegemoet.
Ratko Mladic, de veroveraar van de enclave, staat voor het Joegoslavië Tribunaal in Den Haag terecht voor de massaslachting die volgde. Maandag is het precies zestien jaar geleden, dat de door de VN beschermde safe area onder de voet werd gelopen. Huub Jaspers kijkt op de gebeurtenissen terug met de Nederlandse kolonel buitendienst Charles Brantz.
Kopfragment 1 Charles Brantz:
Mladic was de commandant die het gevecht leidde. Nou, daarmee geeft hij al aan hoe belangrijk hij die safe area eigenlijk vond.
Kopfragment 2 Charles Brantz:
Als je zulke informatie krijgt dan zul je dus moeten gaan kijken wat het worst case scenario is. En als je dan bedenkt dat Karremans in maart 1995 de vraag heeft gehad: “Wat denkt u meneer Karremans, wat er gebeuren zal wanneer de Bosnische Serven, een aanval uit gaan voeren op de enclave?” en hij antwoordt: “Dan vrees ik voor het lot van de weerbare mannen.” Dan denk ik dat je maatregelen moet stellen.
Kopfragment 3 Charles Brantz:
Als u kijkt naar alle operaties die Mladic heeft uitgevoerd op de weg om zijn doel te bereiken vermoordt hij alle mannen in de weerbare leeftijd. Daar zit hij gewoon verder niet mee, want onder het motto ‘wat je nu vermoordt kom je later niet meer tegen’ heeft die dus die mannen van de weerbare leeftijd gewoon over de kling gejaagd.
Argos:
Kolonel buiten dienst Charles Brantz. Hij zat tijdens de val van de enclave Srebrenica in juli 1995 in Bosnië, in Tuzla om precies te zijn. Hij was VN-commandant van de sector Noord-Oost, het gebied waar Srebrenica onder viel. Brantz was de directe baas van Tom Karremans, de commandant van Dutchbat, het lichtbewapende Nederlandse bataljon dat onder VN-vlag in Srebrenica gestationeerd was ter bescherming van de bevolking, maar Dutchbat kon de verovering van de safe area en de aansluitende massamoord op duizenden mannen niet voorkomen.
Charles Brantz:
De geur van de dood vergeet je niet. En de geur van ellende ook niet en het gekke is: als ik die beelden zie, dan (snuift) dan ruik ik het weer.
Argos:
Brantz was nauw betrokken bij de aanvragen van luchtsteun van Dutchbat. Luchtsteun die essentieel was om een aanval te kunnen weerstaan, maar luchtsteun die niet kwam. We laten aan Brantz een Amerikaans document zien dat na de val van Srebrenica als geheim geclassificeerd werd, maar inmiddels door de Amerikaanse regering is vrijgegeven.
Charles Brantz:
In ieder geval staat hier dat op die vergadering van 28 mei men naar voren brengt dat de air strikes maar voorlopig in de ijskast gezet moeten worden.
Argos:
Deze passage uit het geheime Amerikaanse document bevestigt wat Brantz eerder ook al geconcludeerd had:
Charles Brantz:
Het is natuurlijk een grote poppenkast geweest. Een ‘Jan Klaassen en Katrijn’-spel, maar in ieder geval heeft het wel geleid tot het feit dat we die Bosniërs niet hebben kunnen beschermen. We hebben dus niet gedaan wat we zouden moeten doen.
Argos:
Brantz hield van zijn periode in Bosnië een uitgebreid dagboek bij.
Huub Jaspers:
Nu komt er uit een hoekje van de werkkamer een soort koffertje, gevuld met documenten, uitgetikte teksten, handgeschreven notities…
Charles Brantz:
Klopt. Dit is de basis van mijn dagboek.
Argos
Aan de hand van dit dagboek spreken we over het hoe en waarom van de val van Srebrenica. Daarbij komen we ook te spreken over het NIOD, het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, dat in opdracht van de regering jarenlang onderzoek deed naar het Srebrenica-drama. En we komen te spreken over recente uitspraken van de voormalige directeur van het NIOD, Hans Blom, die deze enkele weken geleden deed na de arrestatie van Ratko Mladic. Volgens Blom wilde Mladic eigenlijk alleen maar een klein puntje in het zuidoosten van de enclave inpikken om de controle krijgen over een weg.
Charles Brantz:
Ik zie het belang van de weg op zich niet zo belangrijk als Blom of het NIOD dat wil maken.
Argos:
Volgens de oud-NIOD-directeur was Mladic aanvankelijk helemaal niet uit op de verovering van de hele enclave en op het vermoorden van de mannen. En daarom ook kon, in de ogen van het NIOD, de internationale gemeenschap deze ramp niet voorzien. Brantz is het hartgrondig oneens met deze zienswijze en vindt dat het boek Srebrenica ook na de arrestatie van Mladic niet gesloten kan worden:
Charles Brantz:
Srebrenica zal nooit gesloten worden, omdat de waarheid nooit naar boven zal komen. Mensen hebben te veel gelogen in het begin.
Huub Jaspers:
Wat vindt u van de conclusie van het NIOD dat er geen voorkennis was?
Charles Brantz:
Onzin.
Argos:
Argos over een eigenzinnige kolonel die geen blad voor de mond neemt. En over een boek waarvan al duizenden bladzijdes volgeschreven zijn, maar dat nog steeds niet dicht kan.
Huub Jaspers:
Een ruime werkkamer met een zithoek met twee banken, een grote tafel met vier stoelen en hier in de hoek van de kamer een klein kastje en daar bovenop een aantal onderscheidingen.
Huub Jaspers:
Charles Brantz. Wat zijn dit voor onderscheidingen?
Charles Brantz:
Dat zijn onderscheidingen die ik heb gekregen voor mijn uitzendingen, voor mijn werk binnen de Koninklijke Landmacht en voor mijn internationale functies bij de Amerikanen.
Huub Jaspers:
En hier de boekenkast. Een hele plank boeken over Srebrenica. Ik zie hier staan: het complete NIOD-rapport, duizenden bladzijdes, de rapporten van de parlementaire enquêtecommissie, herinneringsboeken van Dutchbat, van de Dutchbat-commandant, van internationale commandanten, onder andere van Rupert Smith. Srebrenica was een belangrijk hoofdstuk in uw militaire loopbaan?
Charles Brantz:
Ja, Srebrenica heeft mijn carrière veranderd in een loopbaan, want ik ben begonnen als kolonel in Srebrenica en ik ben geëindigd als kolonel binnen de krijgsmacht. Ik heb gedaan wat ik dacht dat ik zou moeten doen. En ik heb gezegd wat ik beleefde op dat moment en wat ik dacht dat de realiteit was. Dat is bij sommige mensen niet goed aangekomen, blijkbaar. Ik hoorde in 1998 van mijn toenmalige bevelhebber, toen ik te horen kreeg of ik wel of niet generaal zou worden, dat ik de beste kolonel was van de Koninklijke Landmacht en dat moest ik maar blijven ook. Als we kijken naar de mensen die samen met mij in Bosnië hebben gezeten in 1995 dan zijn die allemaal bevorderd, behalve ik.
Argos:
In 1995 stond Brantz als VN-commandant de media veelvuldig te woord. De openhartige manier waarop hij dat deed, werd door zijn superieuren, met name de toenmalige leiding van de Koninklijke Landmacht, niet bepaald gewaardeerd. Hij is sinds 2005 buiten dienst en woont met zijn vrouw, twee honden en een kat in een ruim nieuwbouwhuis ergens aan de rand van een plattelandsgemeente in Noord-Duitsland. Kolonel Brantz is niet groot van stuk, maar zijn handdruk is buitengewoon stevig. Zijn licht getinte huid, zwarte haar en donkere priemende ogen verraden zijn Indische wortels.
Charles Brantz:
Ik ben geboren op Billiton in Nederlands-Indië en ik ben opgegroeid in Den Haag.
Argos:
Brantz heeft een vriendelijke, jongensachtige lach en is een hartelijke gastheer. Argos-verslaggever Huub Jaspers gaat twee keer een hele dag bij de oud-kolonel op bezoek. De gesprekken over de oorlog in Bosnie duren vele uren. Op tafel liggen stapels documenten.
Huub Jaspers:
Nou komt er uit een hoekje van de werkkamer een soort koffertje.
Charles Brantz:
Dit zijn de faxen die ik per dag heb gestuurd naar Nederland.
Huub Jaspers:
Maakt u eens zo’n mapje open.
Charles Brantz:
U weet dat de kwaliteit van de faxen toen was niet zo hoog.
Huub Jaspers:
Nee. Ik herken het nog. Speciaal papier…
Charles Brantz:
Ja, dat is speciaal kraakpapier, glad papier en eigenlijk is het zo dat de inkt vervaagt na een aantal jaren. Alleen ik heb ze altijd in het donker gehouden. En u ziet hier een fax wat aan het thuisfront gericht is. En daar staat gewoon in wat ik per dag heb beleefd.
Huub Jaspers:
25 maart 1995 zie ik hier staan als datum. Verzonden vanuit?
Charles Brantz:
Vanuit mijn kamertje in Tuzla.
Argos:
Kolonel Brantz heeft niet alleen zijn dagboeken zorgvuldig bewaard, maar ook alle bijbehorende stukken. Brantz werd in maart 1995 naar Tuzla in Bosnië gestuurd, naar het VN-hoofdkwartier van de Sector Noord-Oost.
Charles Brantz:
Ik ben uitgezonden naar Tuzla en mijn voormalige medewerkers riepen: “Ach kolonel, in Tuzla gebeurt nooit wat.” Toen ik daar aankwam werd Tuzla Air Base beschoten door de Bosnische Serven en vervolgens werd ik daarna in zes maanden geconfronteerd met ongeveer vijftig aanslagen op Tuzla Airbase. Ja, ‘in Tuzla gebeurt toch nooit wat.’
Argos:
Niet alleen Tuzla Air Base, het vliegveld van Tuzla, werd onder vuur genomen.
Huub Jaspers:
We zitten hier te kijken naar filmopnames, gemaakt door een militair. Wat was dit?
Charles Brantz:
Dat was 25 mei, de Dag van de Jeugd. Een granaat werd vanuit de Osmunds Alient afgevuurd, dat is de hoogte zo’n 20 kilometer van Tuzla. Een Bosnisch-Servische granaat doodde 74 kinderen in de leeftijd van 4 t/m 26 jaar. En er zijn daar 200 zwaargewonden gevallen en ongeveer 400 lichtgewonden.
Argos:
Brantz ging meteen na de aanslag naar het plein toe.
Charles Brantz:
De geur van de dood vergeet je niet. En de geur van ellende ook niet en het gekke is: als ik die beelden zie, dan (snuift) dan ruik ik het weer.
Argos:
Hij stelde een onderzoek in naar de toedracht en trad op als getuige in het strafproces tegen de schuldigen. Het leidde onlangs pas tot een veroordeling van een Bosnisch Servische generaal.
Charles Brantz:
‘Kolonel, in Tuzla gebeurt nooit iets.’ Het heeft een haar gescheeld of ik was zelf slachtoffer geworden van een beschieting, omdat er een granaat 30 meter van mijn bureau viel.
Huub Jaspers:
Ik heb ook een aantal documenten meegenomen. Kijkt u eens wat dit is.
Charles Brantz:
Ach ja. (Lacht) Ah, dat vind ik leuk.
Huub Jaspers:
Dit zijn krantenknipsels uit 1965.Vertelt u eens waar gaat dit over?
Charles Brantz:
Dit gaat over mijn eerste nationale jeugdelftal. Dat werd gespeeld in Arnhem, op Oud-Monnikenhuizen.
Huub Jaspers:
We hebben het over voetbal.
Charles Brantz:
Ja, we hebben het over voetbal. Ik was toen contractspeler bij ADO en in 1964 was ik de jongste contractspeler van Nederland. En dit is mijn eerste jeugdinterland in Arnhem, waar ik speelde met mensen als Barry Hulshof, Johan Cruijff, Willy van der Kuilen, Wim Janssen. Ja, dat zijn allemaal namen uit het verleden. Goh, dat vind ik leuk, ja. Dat vind ik echt leuk.
Argos:
Voordat hij koos voor het militaire beroep en naar de Koninklijke Militaire Academie in Breda ging, was Brantz een getalenteerd voetballer. Hij speelde in het Nederlands jeugdelftal samen met Johan Cruijff.
Charles Brantz:
Ik was nogal klein, snel, ik liep de honderd meter binnen de elf seconden, ik was heel technisch. Ik had goed inzicht. Ik had ook een heel hard schot. En volgens Kessler die toen onze trainer was, was ik het voorbeeld van de moderne back.
Argos
Ook andere kenners zoals Johan Derksen staken de loftrompet over het voetbaltalent van Brantz, die destijds niet Charles, maar Karel werd genoemd. Brantz leest voor wat oud-Ajax-trainer Aad de Mos begin jaren negentig in een interview in Sport International over hem zei:
(fragment) Aad de Mos:
De beste voetballer waarmee ik ooit heb gespeeld blijft Karel Brantz. Hij voetbalde altijd met ons op het Heeswijk Plein. Hij was niet eens lid van een voetbalclub. Via ons kwam hij bij ADO terecht. Iedereen zag in hem een nieuwe vedette van het Nederlandse voetbal. Hij blonk uit in vertegenwoordigende elftallen. Johan Cruijff en Willy van der Kuilen spraken vol bewondering over hem. Maar hij had geen zin meer. Hij heeft nooit meer een bal getrapt. Ik heb hem zelfs bij de amateurs nooit meer gezien.
Huub Jaspers:
Wat doet dat zo’n tekst van Aad de Mos?
Charles Brantz:
Ah, dat doet me niks, want ik ken Aad de Mos en ik weet dat die vaak overdrijft, dus wat dat betreft: nee, daar lig ik niet wakker van.
Charles Brantz:
Op 12 juli tegen een uur of acht kwam de eerste lading vluchtelingen die kwamen aan.
Argos:
We zijn terug in Tuzla, juli 1995, waar VN-commandant Brantz de vrouwen, kinderen en bejaarden die vanuit Srebrenica gevlucht zijn ziet binnenstromen bij het VN-hoofdkwartier.
Charles Brantz:
1.500 vluchtelingen. Alleen wij konden ze toen nog niet in tenten opvangen. En dat hebben we dus moeten doen in schuren voor vliegtuigen, waar ze in de openlucht moesten overnachten. Daar hebben we ze kleding gegeven, eten gegeven, medische verzorging gegeven en de volgende dag konden we ze dus in tenten opvangen en onderbrengen. Ook hebben we toen de namen opgenomen van mensen die vermist werden. Ongelukkig genoeg, toen die mensen uit de bussen rolden hebben ongeveer vijf er zelfmoord gepleegd. Die waren zo de weg kwijt en die hadden zo veel ellende meegemaakt. En het verdrietige is: ze kwamen eindelijk in veilig gebied en ja, dat was niet genoeg. En die hebben zich zelf het leven genomen.
In de dagen daarna is die stroom aan vluchtelingen van 1.500 gegroeid tot 6.000/7.000 mensen. En in feite op 14 juli hadden we 6.000 mensen in tenten ondergebracht en toen kwamen er, nog 10.000 mensen kwamen er nog aan. Dat was dan de laatste slag die uit Srebrenica kwam. En we hadden toen nog niet de capaciteit om die mensen onder te brengen in tenten in Tuzla Airbase.
Huub Jaspers:
Dus dat was een enorme operatie om ineens 15.000 vluchtelingen op te moeten vangen en te verzorgen.
Charles Brantz:
Ja, in 33 uur hebben we dat gedaan en in feite werden we niet geholpen door de lokale en regionale autoriteiten van de Bosniërs. Ik denk dat ze hebben willen laten zien dat UNPROFOR en de UN eigenlijk een onmachtige organisatie was en niet geschikt was om vluchtelingen in die aantallen te huisvesten.
Argos:
De vluchtelingen die op 12 juli, de eerste dag na de val van de enclave, binnenkwamen waren te verbouwereerd om boos te zijn.
Charles Brantz:
De stromen die daarna kwamen, op 13 en 14 juli, dat waren dus de mensen die boos waren. Die hadden dus al gelegenheid gekregen om te beseffen wat er met hen gedaan was. Om te beseffen dat hun broers, hun kinderen, hun jongens, hun mannen, dat die verdwenen waren. Dus die vroegen om antwoorden.
Argos:
Brantz wilde op een pantservoertuig gaan klimmen om de menigte toe te spreken.
Charles Brantz:
Maar op de route naar dat pantservoertuig, dat was ongeveer een meter of 25, ja werd ik met stenen bekogeld, ik werd bespuugd en ik werd met stokken geslagen. En het liep zo hoog op, die spanningen, dat de Zweedse wacht aan mij vroeg: “Moeten wij onze wapens doorladen?” Waarop ik heb gezegd: “Nou, nee, luister eens: UN-personeel schieten dus geen Bosniërs dood, hè?” En uiteindelijk is de meute tot bedaren gebracht door een vertegenwoordiger van de gouverneur van het kanton Drina.
Huub Jaspers:
En die woede richtte die zich tegen een VN-commandant of richtte die zich ook tegen een Nederlands militair?
Charles Brantz:
Nee, nee, die richtte zich tegen de VN-commandant, want ze wisten niet dat ik een Nederlander was.
(fragment) NOS Journaal:
Srebrenica stad, het centrum van de moslim-enclave Srebrenica is bijna zeker in handen gevallen van de Bosnische Serviërs. De Nederlandse VN’ers hebben hun posities rond de stad verlaten en vluchtten naar hun hoofdkwartier in het nabij gelegen Potocari. Srebrenica stad wordt nu niet meer verdedigd. Tienduizenden inwoners van de belegerde stad zijn op de vlucht geslagen. Duizenden proberen onderdak te vinden bij de VN in Potocari. Anderen zijn de bossen in getrokken. De commandant van de Nederlandse VN’ers in de moslimenclave had de VN gisteren en vanochtend tevergeefs om steun vanuit de lucht gevraagd.
Argos:
Het NOS journaal van 11 juli 1995. De aanval van de Bosnische Serviërs op Srebrenica was op 6 juli begonnen. De officiële inschatting was dat de Bosnische Serviërs alleen uit waren op de bezetting van de zuidoostpunt van de enclave. Op 10 juli 1995 rapporteerde de MID, de Nederlandse Militaire Inlichtingendienst:
(fragment) MID Intsum 1:
Militaire Inlichtingendienst, afdeling Landmacht, Intsum 130/95, 10 juli 1995, 12 uur plaatselijke tijd. Het heeft er alle schijn van dat de VRS, het Bosnisch-Servische leger, met zijn huidige optreden in de Srebrenica-enclave verbeteringen van de controle over het zuidelijk deel van de enclave beoogt. De VRS wil met zijn huidige actie waarschijnlijk een betere controle over de voor de Bosnische Serviërs belangrijke oost-west-verbindingsweg ten zuiden van de enclave verkrijgen. De VRS lijkt dan ook geen volledige bezetting van de Srebrenica-enclave na te streven.
Argos:
Deze inschatting van de MID dateert van 10 juli 1995 en dat is een dag voordat de enclave definitief valt. Voor kolonel Brantz in Tuzla daarentegen was uiterlijk op 8 juli al duidelijk dat Mladic begonnen was met het oprollen van de hele enclave. Op 8 juli namelijk hadden de Bosnische Serviers een tweede observatiepost van Dutchbat ingenomen, de observatiepost Foxtrott.
Charles Brantz:
Als je dan bekijkt dat de observatiepost Echo al op 3 juni in handen was gekomen en observatiepost Foxtrott op 8 juli, dan betekent dat gewoon dat een eenheid - in dit geval dan de Bosnische Serven - dat die twee voeten vast in de enclave hadden. Als je kijkt naar de bewegingen, de vuren in de andere gedeelten van de enclave, rondom de enclave, toen wist ik dat het niet alleen maar de zuidoostpunt was. We hebben dat toen besproken op mijn bureau en toen heb ik gezegd tegen mijn mensen van: “Nou oké, hij gaat voor de hele enclave.” Dat was van het begin af aan waarschijnlijk zijn plan, maar dat werd toen bevestigd bij mij. Ik heb die informatie heb ik doorgegeven aan Sarajevo. Die heb ik ook doorgegeven aan Den Haag. Maar ja, dat paste natuurlijk niet in hun toenmalige tactisch beeld en die hebben me voor gek verklaard.
Huub Jaspers:
Sarajevo, dat was het VN-hoofdkwartier boven het uwe en u heeft dus al op 8 juli gezegd: “De Bosnische Serviërs die gaan de hele enclave oprollen.”
Charles Brantz:
Ja. Ik heb toen gezegd dat ik me niet kon voorstellen dat ze zich zouden gaan beperken tot het zuidoostelijke puntje van de enclave.
Argos:
De MID zag niet wat er aan de hand was. Zelfs op 11 juli, de dag waarop de enclave viel, rapporteerde de dienst nog:
(fragment) MID Intsum 2:
Militaire Inlichtingendienst, afdeling Landmacht, Intsum 131/95, 11 juli 1995, 12 uur plaatselijke tijd: Ondanks de recente ontwikkelingen lijkt het nauwelijks waarschijnlijk dat de Bosnische Serviërs de Srebrenica-enclave volledig willen innemen en zullen blijven staan op ontruiming. Het lijkt namelijk niet in het belang van de Bosnische Serviërs om de moslims in de enclave toe te staan zich naar een ander deel van Bosnië Herzegovina te begeven. Bovendien beschikt de VRS ook niet over voldoende infanterie om de enclave duurzaam te bezetten. Vooralsnog lijkt bij de recente gebeurtenissen vooral sprake van een Bosnisch Servische poging om de besluitvaardigheid van de VN te testen.
Argos:
De MID zag zelfs op 11 juli 1995 nog niet welke ramp zich in Srebrenica aan het voltrekken was. Het ging in de ogen van de dienst immers om een zeer beperkte doelstelling. En die zienswijze hangt nu, zestien jaar na de verovering van de enclave en de massamoord, de voormalige directeur van het NIOD Hans Blom nog steeds aan. In een opiniestuk in De Volkskrant van 1 juni jongstleden schrijft hij onder de kop ‘Mladic volgde geen script in Srebrenica’:
(fragment) Blom in Volkskrant:
Op 2 juli werd een plan gemaakt om een belangrijk geachte weg ten zuiden van de enclave volledig in handen te krijgen. Op 6 juli begon die actie. Omdat er onverwacht geringe tegenstand werd geboden, besloot generaal Mladic op 9 juli door te stoten en te bezien of de enclave als geheel genomen kon worden. Dat lukte zonder noemenswaardige tegenstand en op 11 juli stond het Bosnisch-Servische leger triomferend in Srebrenica.
Charles Brantz:
Ik zie het belang van de weg op zich niet zo belangrijk als Blom of het NIOD dat wil maken. Wat ik veel belangrijker vind is de gedachte van de Bosnische Serviërs dat de Prodrinje zo belangrijk was voor het realiseren van Groot-Servie…
Huub Jaspers:
De regio waar Srebrenica in lag.
Charles Brantz:
Ja, het Drinadal eigenlijk, in normale mensentaal gesproken. Dus het Drinadal was door zijn economische en strategische waarde zo belangrijk voor de Bosnische Serven dat men dat gewoon vrij wilde hebben van niet-Bosnisch Servische en niet-Servische entiteiten.
Argos:
Kolonel Brantz vindt het onbegrijpelijk dat voormalig NIOD-directeur Blom nog steeds volhoudt dat alleen de controle over een weg het doel van de Bosnisch-Servische aanval op Srebrenica was. Hij geeft een reeks van argumenten om Blom te weerspreken: het feit dat de enclave niet alleen in het zuiden, maar van alle kanten onder vuur genomen werd; het grote aantal ingezette manschappen; de betrokkenheid van troepen uit Servië; de betrokkenheid van paramilitaire bendes als de Arkan Tijgers; en het feit dat de opperbevelhebber van de Bosnisch-Servische strijdkrachten persoonlijk de aanval leidde.
Charles Brantz:
Mladic was de commandant die het gevecht leidde. Nou, daarmee geeft hij al aan hoe belangrijk hij die safe area eigenlijk vond.
Argos:
Dit alles geeft volgens Brantz aan dat het de Bosnische Serviërs van begin af te doen was om de hele enclave. Dat zegt de kolonel buiten dienst niet alleen op basis van de kennis van nu. Op 8 juli 1995 noteerde hij in zijn dagboek:
(fragment) Dagboek Brantz
15.45 uur: Gesprek met generaal Makar van het Bosnische leger. Hij stelt dat alleen massale NATO-luchtaanvallen het tij kunnen doen keren.
19.00 uur: Uit een bericht van een VN-waarnemer blijkt dat observatiepost Foxtrott is aangevallen door een Servische eenheid en niet door een eenheid van de Bosnische-Serviërs.
20.00 uur: Observatiepost Foxtrott is in handen van de Bosnische Serviërs. Zij hebben nu twee voeten in de enclave. Een ideale uitgangspositie om de enclave geheel in bezit te nemen. Behalve Tuzla gelooft niemand daarin. We staan dus alleen.
Charles Brantz:
In Den Haag heb ik dat gemeld aan het crisiscentrum van de Defensiestaf op het Plein, aan de dienstdoende officier en ook aan het crisiscentrum van de Koninklijke Landmacht in de Julianakazerne. Verder heb ik dat gemeld aan, overste De Ruiter in Sarajevo, de naaste medewerker van generaal Nicolai.
Argos:
Volgens het NIOD, dat in opdracht van de Nederlandse regering jarenlang onderzoek deed naar het Srebrenica-drama, kan Brantz onmogelijk gelijk hebben. Op 8 juli 1995 kon nog helemaal niemand weet hebben van het voornemen om de Srebrenica-enclave in te nemen, omdat dit voornemen pas op 9 juli 1995 bij Mladic zou zijn ontstaan. Niemand had dus voorkennis: de Verenigde Naties niet, de regeringen van de betrokken landen niet en ook de inlichtingendiensten niet. Het NIOD formuleerde dit opmerkelijk stellig in een van de conclusies van zijn bijna vijfduizend pagina’s tellende onderzoeksrapport over Srebrenica:
(fragment) NIOD-rapport
Nu er evident bij geen van de betrokkenen voorkennis was, was adequaat reageren bij voorbaat uitgesloten.
Argos:
In Argos werd deze conclusies van het NIOD de afgelopen jaren herhaaldelijk tegengesproken door betrokkenen, onder meer door de Duitse generaal buiten dienst Manfred Eisele, die in 1995 een hoge functie bekleedde op het VN-hoofdkantoor in New York, door voormalig woordvoerder van het Joegoslavië Tribunaal Florence Hartmann en door de Nederlandse oud-ministers Jan Pronk en Joris Voorhoeve. Die laatste was minister van Defensie tijdens de val van Srebrenica. Ook kolonel Brantz wijst de conclusie van het NIOD dat er geen voorkennis was van de hand. Hij kreeg in de weken die aan de aanval vooraf gingen op zijn post in Tuzla juist allerlei aanwijzingen binnen dat een grootscheepse aanval op Srebrenica op komst was. Meldingen bijvoorbeeld dat troepen uit Servië de rivier de Drina waren overgestoken, rapportages over de aanvoer van munitie en zware wapens, berichten over militaire verkenningen en signaleringen van de beruchte Arkan Tijgers in het gebied. Het afwachten en niets doen is in de ogen van Brantz dan ook op geen enkele manier goed te praten.
Charles Brantz:
Als je zulke informatie krijgt dan zul je dus moeten gaan kijken wat het worst case scenario is. En als je dan bedenkt dat Karremans in maart 1995 de vraag heeft gehad: “Wat denkt u meneer Karremans, wat er gebeuren zal wanneer de Bosnische Serven, een aanval uit gaan voeren op de enclave?” en hij antwoordt: “Dan vrees ik voor het lot van de weerbare mannen.” Dan denk ik dat je maatregelen moet stellen.
Huub Jaspers:
Wat vindt u van de conclusie van het NIOD dat er geen voorkennis was?
Charles Brantz:
Onzin.
Argos:
Oud-NIOD-directeur Hans Blom blijft vasthouden aan de conclusies die NIOD in 2002 trok, zoals blijkt uit een interview en een opiniestuk in De Volkskrant van 28 mei respectievelijk 1 juni jongstleden.
Huub Jaspers:
Er een tweede argument dat Blom noemt in dat Volkskrant-artikel en dat is dat hij zegt: ook die massamoord op de weerbare mannen die was niet gepland vooraf door Mladic. Eigenlijk heeft hij in een vlaag van woede, impulsief het besluit genomen om al die mannen vermoorden.
Charles Brantz:
Als u kijkt naar alle operaties die Mladic heeft uitgevoerd op de weg om zijn doel te bereiken , daarbij vermoordt hij alle mannen in de weerbare leeftijd. Daar zit hij gewoon verder niet mee. De weerbare mannen die je later niet wil tegenkomen als strijders, die moet je dus elimineren.
Huub Jaspers:
Dus u zegt eigenlijk: dat was niet een impulsief besluit, niet uit een emotie geboren, dat was een weloverwogen rationeel argument, vanuit zijn doelstelling bekeken en vanuit zijn gewetenloosheid ook.
Charles Brantz:
Ja, wanneer hij zegt tegen Nicolai, generaal Nicolai, op 21 juli: “Alles wat ik doe dat ik goed en grondig” dan kunt u niet vertellen dat meneer Mladic vanuit de emotie, vanuit het zadel bepaalde dingen gaat doen. Dus is dit een onderdeel van zijn operatie en dus zijn planning.
Argos:
Dutchbat, het lichtbewapende Nederlandse VN-bataljon in Srebrenica, vroeg in de dagen nadat de Bosnische Serviers de aanval op de enclave begonnen waren verschillende keren om luchtsteun. Die aanvragen moesten vanuit Srebrenica via Tuzla worden doorgeleid naar Sarajevo en van daar verder naar Zagreb. Maar de luchtsteun kwam er niet. Over het waarom ontstond na de val van de enclave een felle discussie, met allerlei verwijten over en weer. Er was van alles mis gegaan in de communicatie en in de gevolgde procedures, maar een minstens net zo belangrijke reden was dat de VN-leiding uitermate beducht was het luchtwapen in te zetten uit angst voor represailles. De Bosnische Serviërs hielden VN-militairen vast en dreigden die te doden indien er luchtaanvallen zouden worden uitgevoerd. Op 10 juli vroeg Dutchbat wederom om luchtsteun, maar dit keer was het antwoord dat vanuit Sarajevo in Tuzla binnen kwam positief.
Charles Brantz:
Nou, ik heb hier voor mij, een formulier van de dienstdoende officier. Daar staat op: 11 juli. Daar staat het tijdstip op: 1 uur. Daar staat op: ontvangen van het hoofd van de G3 uit Sarajevo. En daar staat op dat air strikes rond 6 uur worden uitgevoerd. Time over Target is 10 voor 7. Ja, duidelijker kan ik niet zijn hè? Daar staat zelfs het type voertuig bij, 6 maal F16.
Argos:
In de vroege ochtend van 11 juli, om 10 voor 7, zouden de luchtaanvallen worden uitgevoerd door F16-gevechtsvliegtuigen, zo staat op het formulier van het VN-hoofdkwartier in Tuzla, waarop binnenkomende berichten worden genoteerd. Maar in werkelijkheid kwamen die luchtaanvallen er niet. Bij een evaluatie op 1 november 1995 in een bunker van Defensie onder het Plein in Den Haag, ontstond hierover een fikse ruzie tussen de betrokken Nederlandse militairen. Daarbij ontkende generaal Nicolai, die als stafofficier in Sarajevo zat, dat de luchtsteun was toegezegd. Hoewel Brantz over bewijsstukken beschikt, daaronder het zojuist aangehaalde formulier, bleef Nicolai ontkennen. De kwestie is nooit helemaal opgehelderd, ook niet door het NIOD en door de parlementaire enquête.
We leggen aan Brantz een document voor dat wellicht een nieuw licht werpt op de luchtsteundiscussie.
Huub Jaspers:
Nou heb ik hier een document, opgesteld in opdracht van het State Department, het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het heet The Secret History of Dayton. Hierin vond ik hier een heel interessante passage over 28 mei 1995.
Charles Brantz:
In ieder geval staat hier dat op die vergadering van 28 mei men naar voren brengt dat air strikes maar voorlopig in de ijskast gezet moeten worden. Met name, omdat men bang is voor de reactie van de Bosnische Serven, voor het in gijzel nemen van UN-militairen.
Argos:
Het Amerikaanse document maakt melding van een geheime vergadering van het zogeheten Principals Committee. Dit comité was onder de toenmalige Amerikaanse president Bill Clinton een van de belangrijkste organen voor buitenlands politieke besluitvorming. Het vergaderde op het Witte Huis onder leiding van de nationale veiligheidsadviseur en bestond onder meer uit topfunctionarissen van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Defensie, de strijdkrachten en de CIA. Het Amerikaanse document vermeldt een belangrijk besluit:
(fragment): Document Principals Committee
Tijdens deze Principals Committee-vergadering op zondag 28 mei werd het besluit genomen om het gebruik van luchtaanvallen tegen de Serviërs voor de afzienbare toekomst ‘stilletjes’ uit te sluiten.
Argos:
Het Amerikaanse document vermeldt ook dat dit besluit van 28 mei 1995 werd gesteund door de Britse premier Major en de Franse president Chirac, waar president Clinton op 27 mei mee gebeld had.
Charles Brantz:
Als we dan kijken wat er op 29 mei is gebeurd. Daar werd dus de Directive 2/95 door UNPF, dus door Zagreb, uitgegeven, waarin stond dat de uitvoering van het mandaat een lagere prioriteit had dan de veiligheid van UN-militairen.
Huub Jaspers:
Dat was een richtlijn die door de hoogste commandant van de VN-troepen in het hele Joegoslavië werd uitgezet. Generaal Janvier, die in Zagreb zat, hij gaf een bevel uit aan eigenlijk alle commandanten die onder hem vielen waarin hij stelde dat van de veiligheid van het eigen personeel belangrijker is dan de uitvoering van jullie mandaat.
Charles Brantz:
Ja, ja. Klopt. Dat is correct.
Huub Jaspers:
Kunnen we daarmee concluderen dat eigenlijk het besluit om niet serieus militaire middelen meer in te zetten - ook voor die enclaves - helemaal niet gevallen is in die julidagen, maar dat dat is eigenlijk al eind mei gevallen is?
Charles Brantz:
Ja, je zou het nog scherper kunnen stellen: als je kijkt naar de rapportage van de Secretaris-Generaal van mei 1994, dat is een jaar daarvoor, daar zet hij dus in dat als er geen Air Strikes worden uitgevoerd in de voorbereiding van een gecoördineerde aanval op een van de safe area’s dan is die safe area dus verloren. Als je die twee uitspraken met deze uitspraken combineert dan zeggen we dus nu al op 28 mei: jammer voor die safe area’s, maar die geven we dan maar op. En dat vind ik toch wel een hoogst merkwaardige conclusie die ik trek, want dat zou kunnen betekenen dat de militairen in Bosnië in het algemeen, Tuzla in het bijzonder en Srebrenica helemaal, in de kou hebben gestaan. Die hebben gewoon voor Jan Lul een aantal dingen lopen roepen.
Huub Jaspers:
Als u nu dan met deze kennis in het achterhoofd nog eens kijkt naar al die discussies over luchtsteun in die juli-dagen, dus op het moment dat de aanval begonnen was.
Charles Brantz:
Het is natuurlijk een grote poppenkast geweest. Een ‘Jan Klaassen en Katrijn’-spel, maar dan denk ik dat we hier een aantal dingen naar voren hebben zien komen die gewoon niet kunnen. Die gewoon menselijke gezien niet kunnen. Het betekent niet alleen dat de Dutchbat-militairen en de UN-militairen in Bosnië in de kou zijn komen te staan, maar dat betekent keihard dat de bescherming van de Bosnische medemens op dat moment gewoon niet meer aan de orde was. En je zou dus maar een Bosniër zijn in een geïsoleerde safe area. Op dat moment kon je dus vaststellen dat de Bosniër zijn leven van nul waarde was. Zo simpel is dat.
Argos:
Uiteraard hadden we u graag een reactie van Hans Blom van NIOD laten horen, maar die wenste niet mee te werken. U luisterde naar een verslag van Huub Jaspers, en de teksten werden gelezen door Kees van den Bosch, Gerard Leenders en Matthijs Deen. De techniek was in handen van Alfred Koster.
Argos:
Deze week was Srebrenica dus opnieuw in het nieuws door een uitspraak van het Haagse gerechtshof dat Nederland weldegelijk verantwoordelijkheid draagt voor de dood van drie moslim-mannnen, die twee dagen na de val van enclave weggestuurd werden van de Nederlands compound in Potocari. De rechter formuleerde het als volgt:
(fragment) uitspraak Hof Den Haag:
Het Hof heeft daarom geconcludeerd dat de Staat ‘effective control’ bezat over het verweten optreden. Dutchbat had hen daarom niet van het compound mogen sturen. Dit alles betekent dus dat het Hof van oordeel is dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens de nabestaanden en de Staat zal daarvoor ook een schadevergoeding moeten betalen.
Argos:
Omdat het interview kolonel Brantz van Huub Jaspers plaats vond voor de uitspraak van de rechter in deze zaak, en wij zijn mening hier wel graag over willen horen, is kolonel Brantz nu aan de telefoon. Goedemiddag mijnheer Brantz.
Charles Brantz:
Goedemiddag.
Argos:
Ja, het is het eigenlijk voor het eerst dat de Nederlandse Staat juridisch door een rechter aansprakelijk wordt gesteld voor de gebeurtenissen rond Srebrenica. Was dat een verassing voor u?
Charles Brantz:
Ja, dat was wel een verassing voor mij, omdat ik weet dat Dutchbat vanaf 3 maart 1994 tot 24 juni 1995 op operationeel gebied verantwoording af moest leggen aan de UN. In mijn visie was de UN, niet de Nederlandse Staat, degene die de effectieve controle in Potocari had. En dat wordt nog bevestigd door een richtlijn die Dutchbat op 11 juli 1995 kreeg, ondertekend door de waarnemend-commandant van UNPROFOR in Sarajevo, generaal Kobajar (?) en de Biegman-code nummer 105 van 3 december 1995 waar dat gewoon duidelijk in staat.
Argos:
En die brief heeft u zelf in Tuzla als commandant allemaal langs zien komen.
Charles Brantz:
Die heb ik allebei in mijn bezit en die heb ik langs zien komen. Dat klopt.
Argos:
Nou zegt de rechter: daar hebben we niets mee te maken eigenlijk, want het land wat troepen levert, in dit geval dus Nederland, is tóch verantwoordelijk.
Charles Brantz:
Ja, dat is onzin. Dat is natuurlijk niet zo. Op het moment dat Dutchbat vaste voet aan de grond zette in, in dit geval Kroatië in Split, kreeg je dus een ‘transfer of authority’. Nou dat zegt het al: de verantwoordelijkheden worden overgegeven van Nederland aan de UN en vanaf dat moment is de UN op operationeel gebied verantwoordelijk voor de inspanningen die de eenheid doet, of nalaat te doen.
Argos:
Nog een argument van de rechter in Den Haag is: maar, de ministers in Den Haag in die bunker onder het Ministerie van Defensie op het Plein in Den Haag, die bemoeide zich er weldegelijk mee. Die gaven richtlijnen naar Tuzla, naar Sarajevo, naar Srebrenica ook. Heeft u daar wat van gemerkt, dat u de hele tijd brieven kreeg van minister Voorhoeve, of minister Pronk, of minster van Mierlo?
Charles Brantz:
Nou, ik kreeg geen richtlijnen of opdrachten. Ik kreeg adviezen en aanwijzingen. Dat is natuurlijk van een hele andere orde. Kijk, die adviezen en die aanwijzingen die kun je meenemen in jouw besluitvormingsproces, of je kan ze naast je neerleggen. Nou, ik heb de meeste van die richtlijnen naast me neergelegd en ik heb me dus geconcentreerd op datgene wat mijn directe hiërarchische commandant van me wilde en dat was de man in Sarajevo of de man in Zagreb. Niet de man in Den Haag.
Argos:
Maar gaf Den Haag, want dat suggereert de rechter eigenlijk, andere richtlijnen aan u en ook aan overste Karremans, dan de VN deden?
Charles Brantz:
Natuurlijk is dat zo, omdat de bemoeienis, de betrokkenheid van Den Haag van de een hele andere orde is dan dat van New York. Je hoeft alleen maar de te kijken geografische afstanden, maar met name de verbinding in nationaliteit geeft gewoon al aan dat je ook op andere manieren tegen dezelfde incidenten aan kan kijken. En daaruit dus ook bewust die adviezen…
Argos:
Die heeft u weggegooid.
Charles Brantz:
Ja,die heb ik naast mij neergelegd, want ik natuurlijk niet twee heren dienen.
Argos:
Maar Nederland heeft zich dus wel kwetsbaar gemaakt, de toenmalige Nederlandse regering, door zich er wel mee te bemoeien, door de commandolijnen te proberen te verstoren. En daarvan zegt de rechter nu: ja, dan zijn jullie toch verantwoordelijk geweest.
Charles Brantz:
Ja, nou goed. Ze hebben dat inderdaad gedaan. Dat is het grote probleem. Ik heb op 6,7 en 8 juli heb ik Den Haag geadviseerd om geen rechtstreeks contact met Potocari op de nemen, omdat, punt een, dat de indruk zou wekken dat ze zich rechtstreeks zouden bemoeien met de gebeurtenissen daar en ten tweede het kan natuurlijk zo zijn dat je dan de commandant van in een lastig parket brengt. Hij weet op een gegeven moment niet meer of hij nu de operationele commandant van de UN zijn richtlijnen moet gaan volgen, of de zich meer moet baseren op datgene wat de eigen nationaliteit van hem verlangt. En dat is gebeurd, dat klopt.
Argos:
Maar u geeft de recht dus eigenlijk ongelijk? Die rechter moet toch richting de VN kijken en niet richting Den Haag.
Charles Brantz:
Ja, het gaat om de woorden ‘effectieve controle’. Kijk, effectieve controle betekent dat je richting kan geven aan de inspanningen van iemand in een ander land, op een andere locatie, dat je hem er toe wil bewegen om datgene te doen dat jij vindt dat hij zou moeten doen. Dat is niet gebeurd. Karremans heeft op 11 juli een opdracht gekeken vanuit de commandolijn en die heeft hij maar uit moeten voeren. Ja, en hoe hij dat interpreteert, dat is natuurlijk zijn verantwoordelijkheid. Maar het heeft niets met de Nederlandse staat te maken.
Argos:
U kent de richtlijnen zoals ze via de commandolijnen van de VN destijds kwamen. Wat Karremans en vooral zijn plaatsvervangend commandant Rob Franken nu wordt verweten door het Haags gerechthof is: jullie hebben die mannen, familieleden van mensen die voor Dutchbat werkten, de dood ingestuurd, eigenlijk. Zat Karremans fout? Zat Franken fout?
Charles Brantz:
Als ik kijk naar die 11 juli richtlijn dan staat daar gewoon een punt b in: ‘Take all reasonable measures to protect the refugees and civilians in your care on the Potocari compound’. Er staat dus niets in van: Nou ja oké, Bosniërs die bij jullie werken die mag je houden, en die andere moet je gewoon wegsturen. Buiten dat, in 1993 en 1994 hebben Defensie-juristen, de juristen onder de Koninklijke Landmacht, gezegd dat in principe alle Bosniërs in de safe area onder bescherming vallen van de Dutchbat op het moment dat ze met instemming van een UNPROFOR op een van de compounds in de safe area komen.
Argos:
Maar dan had Dutchbat toch die drie mannen waar het nu om gaat, familieleden van medewerkers van Dutchbat, nooit mogen wegsturen van de compound.
Charles Brantz:
Nou, ik had het niet gedaan nee.
Argos:
Dat is een fout geweest van Karremans en Franken?
Charles Brantz:
Nou, ik denk dat het gewoon een onjuiste interpretatie is van het operationele raamwerk wat ze voor hen hebben liggen en de juli-richtlijn die ze hebben gekregen. Kijk, en u moet niet vergeten dat onder die omstandigheden het vaak wel moeilijk is om te zien wat de zin en onzin is, en zeker als dus lastig gevallen wordt vanuit Den Haag met misschien wel in nuance andere richtlijnen, adviezen of aanwijzingen.
Argos:
Ik dank u voor dit gesprek kolonel Brantz.
Charles Brantz:
Oké, graag gedaan.
Argos:
En een goed weekend.
Charles Brantz:
Dank u wel. Hetzelfde!
Argos:
Maandag is de herdenking trouwens van Srebrenica in voormalig Joegoslavië. Volgende week is Argos er weer. Ik wens u een goed weekend.
*** EINDE TRANSCRIPTIE***